Fietsen op Sicilië

11 minuten leestijd

"An offer you can't refuse". Marlon Brando, alias Don Corleone, mompelde het graag in the Godfather. Een aanbod dat je niet kan afslaan. Het klinkt alsof zijn cadeaus zo groots en genereus waren dat je spontaan de tarantella zou beginnen te hupsen. Maar wie de filmklassieker gezien heeft, weet dat zijn aanbod meestal wat weerhaakjes had. Eigenlijk net als Sicilië zelf. Hoofdredacteur Sara Bosmans fietste langs de westkust, viel als een blok voor de Griekse zuilen, gele bloemen en pasta met venkel en sardienen, maar kreeg ook af te rekenen met regen, honden en variabele openingsuren.

 

reportage
  • Fietsen

Castellamare. Een stadje dat in de vier reisgidsen die ik gelezen heb amper een paar zinnen krijgt. In de jaren vijftig zat tachtig procent van de mannen in de gevangenis. Beruchte maffiastad dus, The Godfather zou gebaseerd zijn op de maffiaoorlogen die hier uitgevochten werden. Maar als ik ’s avonds op zoek naar een restaurant bij de haven beland, snap ik er niets van.

Dat kasteel, die volle maan, de steile trappen tussen de huizen die hoog op de kliffen staan, palmen en cactussen, de wind die rammelt met de masten van de vissersbootjes, poezen die soezen, wapperende was aan de balkons, het geluid van de golven, vespa’s die richting zee bollen, potten vol planten voor verweerde deuren.

 

Dit is een plek die schromelijk over het hoofd wordt gezien. En ‘no mafia’, zegt een man in de haven de volgende ochtend. Ik weet niet of ik hem moet geloven, naar het schijnt zijn nog heel wat handelszaken en mensen in de greep van de organisatie. Maar ik ben wel blij dat hij het m­woord heeft uitgesproken. Zelf durf ik het niet, bang om de mensen te schofferen.

Die arme Sicilianen, wat een reputatie om mee opgescheept te zitten. De Oscarwinnende trilogie over de opkomst en ondergang van de Corleone­clan heeft hen niet erg geholpen. Het dorp Corleone, een eindje het binnenland in, heeft zelfs tevergeefs een poging gedaan om van naam te veranderen.

De Cosa Nostra zelf was dan weer wel blij met de manier waarop het in beeld werd gebracht want de familiewaarden die ze zo belangrijk vinden, werden uitstekend vertolkt door Marlon Brando, Al Pacino en Robert De Niro. Maar de man die daar in de haven toekijkt hoe een paar vissers hun boten op het droge trekken, vindt het belangrijk te onderstrepen dat we niets te vrezen hebben.

Hemeltjeliefhellingen

De maffia valt dan misschien wel niet te vrezen, het weer alleszins wel. De Sicilianen snappen er niets van. Ze hebben de ergste winter in jaren gehad. ‘Op oudejaarsavond lag er zelfs sneeuw, mevrouw!’ In februari viel er dan weer evenveel regen als normaal in een hele winter. En de weersvoorspelling voor de volgende dagen ziet er niet goed uit.

We zijn Castellamare nog niet uit of het begint te regenen. Niet zomaar een beetje maar snijdende regen, de soort waarvoor het woord ‘striemend’ is uitgevonden. Het is moeilijk onze ogen open te houden en rukwinden gooien me soms een halve meter opzij. Hoezo mediterraan eiland? Wat een geluk dat we elektrisch fietsen, ik had anders al lang lopen strompelen naast de fiets. En ook zo fijn: de soms hemeltjeliefhellingen voelen met dat steuntje in de voeten gewoon als een lichtjes vervelend vals plat.

 

 

Segesta dan ook als een verlossing. Op de heuvel voor ons doemt plots die enorme Griekse tempel op, gebouwd door afstammelingen van de gevluchte winnaars van de Trojaanse oorlog. Terwijl we de batterijen laten opladen in de souvenirwinkel, wandelen we tussen de wilde venkel en agave naar de enorme zuilen.

Zesendertig in totaal, nog steeds rechtop na al die tijd. Als beloning voor ons natte trappen krijgen we er ook nog eens een pracht van een regenboog bij. Op de top van de Monte Barbaro zien we nog een stuk van de stad die bij de tempel hoorde. Vanop de stenen banken van het Griekse theater kijken we uit over een decor van heuvels en water dat maar weinig veranderd is sinds de derde eeuw.

 

La Sicilia non e’ solo mafia

Ter hoogte van het dorp Bruca krijgen we even genade van de weergoden. Een zonnestraal die de gele bloemetjes in de bermen laat vlammen, een mamma die zwaait, geiten die mekkeren en wegspringen zodat de bellen rond hun nek klingelen. Een herder jaagt zijn schapen voor zich uit, steeds verder over de groene hellingen die elkaar opvolgen.

Hier en daar staat een amandel­ of perzikboom die de bloesem nog niet heeft afgegeven aan de sirocco. We trappen langs knoestige takken die over een paar maanden druiven zullen dragen, in rechte rijen omhoog en omlaag. Na een lange afdaling duwen we uiteindelijk onze fietsen door de poort van Baglio Fontana, vroeger een versterkte boerderij en nu een heerlijk authentiek hotel.

Sicilianen zijn niet wantrouwend, zoals de reisgidsen je vaak doen geloven.

La Sicilia non e’ solo mafia!!! hangt er bij de receptie. En ook: vriendschap en gastvrijheid zijn tweeduizend jaar oud, maar nog altijd eigen aan onze mensen.

En het is waar, de vier reisgidsen die schreven over teruggetrokken, passieve en wantrouwende Sicilianen, hadden het weer mis.

Een glimlach, een escorte met paraplu tot aan de deur van de prachtige paardenstal waar ik mag slapen, hete thee en een verhaal over de oude wijnpers in het huis: het wordt toch nog warm op het eiland

Het weer vs. het eten: 0-1 ‘Bruto, bruto!’ De mamma van Francesco, de jonge en kersverse receptionist, staat handenwringend en hoofdschuddend voor het raam. De regen valt met bakken uit de lucht, de takken van de bomen zwiepen alle kanten uit. Gaan we daar nu écht door fietsen? Het lijkt alsof ze denkt dat we het niet zullen overleven.

En het moet gezegd, de weg naar Buseto is kort maar erg bruto. Flink voorovergebogen over het stuur merken we amper iets van het bucolische plaatje waar we doorheen rijden. Als we onderweg stoppen in een bar voor een arancine, zo’n heerlijke rijstbal gevuld met saus en erwtjes, druipen we de hele zaak nat.
 

Na een dagje vol mala fortuna, keert ons lot zich eindelijk 's avonds.

Wat is bad luck in het Italiaans, hebben we vanmorgen aan Francesco gevraagd. Mala fortuna mompelen we sindsdien dus als een mantra. Maar er is altijd het moment dat het lot zich keert. Bij ons gebeurt dat ’s avonds, als Trattoria Fior di Sale ons het lekkerste maal van de hele trip voorschotelt.

Drie gangen en drie keer typisch Sicilië: de pesto trapanese – met tomaten en amandelen ­ wordt zo snel opgelepeld dat er een tweede kom op tafel komt. Er volgt pasta con le sarde, met venkel en sardienen en dan nog een gegrilde zwaardvis. Veel te veel gegeten, want veel te lekker. Met moeite geraak ik de trap op naar de hotelkamer. Zelfs zonder tegenwind geraak je op dit eiland soms moeilijk vooruit.

Zee, zout en zon!

Ochtend. Zon. Zon! Zon op de windmolen tussen de zoutpannen. De wereld heeft weer kleur: blauw van de zee, geel van de stenen, wit van het zout. Zon, water en wind zorgen hier in Nubia voor een bijzondere attractie. In de zomer wordt het zout verzameld in witte hoopjes, ’s winters zijn dat grote hopen waarop dakpannen liggen om het zout te beschermen tegen de regen.

Fotogenieke windmolens hevelen het water over van de ene pan naar de andere, de grootste molen maalt het zout tussen twee stenen.

We keren de zee de rug toe en rijden een stukje het binnenland in. De route voert langs slapende dorpen waar enkel blaffende honden de idylle verstoren. De meeste zitten veilig achter een tuinhek… behalve die vier die ons luid blaffend achterna lopen. Of die ene herdershond die mij gillend vooruit jaagt tot hij door zijn baasje wordt teruggefloten.

Maar eens de boerderijen en dorpen achter ons, fietsen we over godverlaten wegen met olijfgaarden, wijnstokken en ontelbaar veel soorten gele bloemen. Het is zo stil en rustig dat ik een hele tijd kan piekeren over de vraag waarom alle bloemen hier eigenlijk geel zijn.

Mensenoffers op Mozia

Na een groene voormiddag komen we weer bij de zee, waar we de fietsen achterlaten om ons met een kleine, houten boot naar een eiland in de lagune te laten varen. Vanop het land lijkt het onbeduidend maar Mozia, of Mothia, was ooit de drukste handelspost van Sicilië. In de tijd van de Feniciërs toch, tussen de achtste en vierde eeuw voor onze jaartelling.

Begin twintigste eeuw werd het eiland gekocht door Joseph Whitaker, een rijke Engelsman die de eerste opgravingen heeft laten uitvoeren. De belangrijkste vondsten zijn er nu te zien in een museum. Vitrinekasten vol vazen, potjes en amforen maar ook juwelen en het meest bijzondere: het statua del giovanetti, een groot marmeren beeld van een strakke man gehuld in een stuk stof waarvan elke plooi perfect gestileerd is.

Ooit drukste handelspost van Sicilië, nu is Mozia een openluchtmuseum op zich.

Maar eigenlijk is het hele eiland een openluchtmuseum. Tussen wijngaarden, struiken en wilde planten zien we resten van een necropolis, een mozaïek die de vloer van een huis sierde en de plaats waar mensen­ en dierenoffers in vazen werden neergelegd. Het is een bijzondere plek en het is er heerlijk struinen tussen het verwilderde groen, op zoek naar resten van een stad die uiteindelijk vernietigd werd in 397 voor Christus.

Tien kilometer verder trekken we Marsala in, gesticht door de overlevenden van Mozia. Het is vandaag vooral bekend om zijn zoete wijn en – voor diegenen die vertrouwd zijn met de Italiaanse geschiedenis – omdat Garibaldi hier begon aan zijn missie om Italië één te maken.

Een uurtje is net genoeg om een paar pittoreske pleintjes te zien en wat eetbare souvenirs in te slaan.

Extatisch dansende sater

Mazara del Vallo bereiken we net op het moment dat de mis uit is. De klokken luiden, de gele basiliek met groene torendaken slorpt het zonlicht op, vrienden kussen elkaar gedag in hun zondagse kleren, meisjes eten ijsjes voor het standbeeld van San Vito in het midden van de Piazza della Repubblica.

Ik had veel goeds gehoord over de stad en het duurt maar een paar minuten om zelf overtuigd te raken. En dan hebben we het Teatro Garibaldi nog niet gezien, een klein volkstheater uit de jaren veertig in de vorm van een boot, gemaakt van oude visserssloepen en met een mast als dwarsbalk. Er lokken ook nog twintig kerken, fijn of statig, in gebruik of in puin en verspreid over het oude centrum.

We dwalen door de steegjes en langs binnenpleintjes die hun grillige vorm te danken hebben aan de aanwezigheid van de Arabieren in de negende eeuw. Maar ook nu nog hangt er een Noord­Afrikaanse sfeer. Kinderen voetballen in de straatjes, we kruisen een man in djellaba en vrouwen met een hoofddoek hangen de was op. De muren zijn versierd met beschilderde tegels die het verhaal van de stad vertellen.

Het satermuseum, waar een extatisch dansende bronzen sater van drie meter groot toont dat 2.300 jaar oud maar niet versleten is, moeten we links laten liggen. Over veertig kilometer wacht immers Selinunte, een van de belangrijkste archeologische sites van de Middellandse Zee en zelfs Europa. De kolossale tempels maakten er de meest grandioze stad van het Hellenistische Sicilië van.

De inwoners waanden zich onoverwinnelijk tot de aartsvijanden van Segesta de hulp inriepen van de Carthagers. Het resultaat: zestienduizend doden, vijfduizend mensen afgevoerd als slaaf. En ‘een grote hoop omgevallen zuilen die nu naast elkaar op de grond liggen als dode soldaten’, zoals de Franse auteur Guy de Maupassant de stad in 1885 beschreef.

We spoeden ons verder langs de zee om net voor zonsondergang de trip in uitzonderlijke schoonheid te kunnen beëindigen. Enkel de regenbogen boven de heuvels verdienen een korte fotostop. Net als de Selinuntenaren wanen we ons onoverwinnelijk, aan dit stevige tempo halen we het nog ruim voor sluitingstijd. Maar dat is buiten de variabele Siciliaanse openingsuren gerekend.

Selinunte is zo chiuso als maar zijn kan. Vanop het balkon van de hotelkamer – een heropgebouwde tempel nog net zichtbaar tussen twee appartementsblokken – vraag ik me af: what would Marlon Brando do? Niet vloeken en tieren en zeker geen gescheurde broek of boete riskeren door onbezonnen over een hek te kruipen.

Neen, Don Corleone zou – zoals altijd – wraak nemen als een gentleman. Door gewoon nog eens terug te komen en de regen, honden en variabele openingsuren te slim af te zijn. Ja, zo zal het zijn. Of we nog eens willen terugkomen, vraagt de dame van de hotelreceptie. Voorwaar, an offer I can’t refuse.

Tekst Sara Bosmans – Foto’s Michaël Dehaspe

Dit artikel is verschenen in maart 2016.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer