Fietsen in Ostfriesland

11 minuten leestijd

In Ostfriesland is de wind koning. Op het schiereiland in het noordwesten van Nedersaksen schieten windparken als paddenstoelen uit de grond. Daarnaast vind je in Duitsland nergens zoveel intacte oude windmolens. Meer dan veertig stuks telde Erik Van de Perre op zijn fietstocht langs de Oost-Friese Molenroute. En af en toe liet de wind ook zijn spierballen rollen.

 

reportage
  • Fietsen

In de monding van de Eems wijst sinds 1891 de vuurtoren van Campen schepen de weg. Het is een markante constructie: een driekantige toren rond een centrale buis, rood en wit, 65 meter hoog. De hoogste vuurtoren van Duitsland is al van ver herkenbaar.

En dat is nu net het probleem... voor fietsers. Grote, witte wolken jagen voorbij, de rotorbladen van de omringende windturbines zwiepen vrolijk in het rond, de lucht smaakt zout. Maar die rood-witte stalen kolos komt maar niet dichterbij. En dat heeft alles te maken met de harde zuidwestenwind, die ons meedogenloos in het gezicht waait.

Maikel (15) trapt met een stoïcijnse blik verder. Zijn zus Kimberli (14), door een plotse windstoot bijna de gracht in gedonderd, gromt. Biggi, moeder van de beide tieners, werpt mij een verwijtende blik toe.

Per slot van rekening was deze tocht MIJN idee. De vlaai maakt het allemaal nog wat erger. Een koeienvlaai, achteloos de lucht in geslingerd door een voorbijrijdende auto...

Symbool van Ostfriesland

Na een schijnbare eeuwigheid buigt de route eindelijk naar het noorden af. De wind is voortaan een bondgenoot, de stemming verbetert zienderogen. Vóór ons ontrolt zich de Krummhörn, een vruchtbare landstreek met vette weiden vol zwart-witte koeien en verspreide dorpen die als eilanden boven een zee van groen uitsteken. En dat is geen optisch bedrog want de dorpen liggen echt hoger.

Vóór de inpoldering van het kwelders (aangeslibd land buiten de dijken) tussen Emden en Greetsiel werden de kustbewoners om de haverklap geteisterd door zware overstromingen. Om mensen en dieren te beschutten, werden kunstmatige woonheuvels, zogenaamde terpen, opgericht.

Met een pittige vaart trappen we verder richting de rood-geel gestreepte sigaar die boven de dijk tegen de blauwe hemel afsteekt. Met zijn bescheiden hoogte, ‘amper’ elf meter, is de vuurtoren van Pilsum niet echt een kanjer. Toch groeide hij uit tot hét symbool van Ostfriesland.

Door de film Otto – Der Ausserfriesische (de protagonist Otto woonde in de toren) verwierf hij zelfs een heuse cultstatus. We vlijen ons neer in het gras op de dijk en genieten met volle teugen van het uitzicht op de riviermond van de Eems.

Aan de horizon tekenen zich de fabrieksschoorstenen van de Nederlandse havenstad Delfzijl af. Traag glijdt een vrachtschip over het donkere water. Op de drooggevallen slikken schuiven scholeksters, tureluurs en bonte strandlopers aan voor een lekker maaltje wadpieren, mosselen en schaaldieren.

 

De geur van gerookte garnalen

Greetsiel verwelkomt ons met de geur van vers gekookte garnalen. Fraaie zevendiende- en achttiende-eeuwse puntgevelhuizen omzomen de kleine vissershaven, de thuishaven van 25 garnalenkotters. Een paar boten hebben net hun vangst gelost. Andere maken aanstalten om weldra weer uit te varen.

Een broodje garnaal later rijden we Greetsiel uit, uitgewuifd door de beroemde Zwillingmühlen (tweelingmolens). De twee bijna identieke stellingmolens zijn uit Greetsiel niet weg te denken.

"Well na Greetsiel kummt, sücht al van wieden de twee Windmöhlens, de hör Flögels bi gaude Wind immer noch dreihn", lees ik in een oude beschrijving in het Nederduits. Vrij vertaald: wie naar Greetsiel komt, ziet als eerste de twee windmolens met hun wieken die bij goede (lichte) wind nog altijd draaien. Een plaatje dat intussen wel wat mag worden gerelativeerd.

De groene molen van de twee werd immers al in het najaar van 1972 stilgelegd, nadat een van de wieken tijdens een zware storm werd vernield. Een halve eeuw later was het opnieuw prijs: in de herfst van 2013 rukte de orkaan Christian de kap en de wieken eraf.

Vandaag herbergt de gerestaureerde molen een galerie en een theesalon. In de rode molen worden nog af en toe voeders uit gerst, haver en tarwe geproduceerd. Op de begane grond zijn bovendien een molenwinkel en een café ingericht.

 

Goed voor de potentie

Op weg naar het noorden schuiven nog meer molens voorbij. De stellingmolen van Upgant-Schott vormt samen met de bijgebouwen een mooi geheel. De Leezdorfer Mühle lokt met een expositie over het vroegere leven van de veenkolonisten en een gezellig theesalon. Maar liefst twee molens flankeren de toegang tot de stad Norden.

Thee drinken is goed voor de potentie, leren we in het Teemuseum.

In de oudste stad van Ostfriesland ervaren we bij een bezoek aan het Ostfriesisches Teemuseum dat thee drinken ooit het privilege was van de rijken. ‘De thee was zo duur omdat de zeelui tijdens hun lange reis naar de Oriënt zo veel draken en stormen moesten trotseren’, legt de gids uit aan een gezinnetje met twee kleine kinderen.

Een zaal verder leren we dat een regelmatig kopje thee ook de potentie ten goede zou komen. ‘De Saksische keurvorst August de Sterke (1670-1733), vermeende vader van 354 kinderen, stond bekend als een uitgesproken theeliefhebber…’

 

Island hopping

De volgende dag schepen we in Norddeich in met bestemming Norderney, waar de statige gevels van het Kurhaus, theater en hotel, nog het flair van de gründerzeit ademen toen zelfs de koning van Hannover op het eiland een zomerverblijf had. Terwijl we over de dijk naar de bakstenen vuurtoren fietsen, kijken we uit over het natuurgebied Südstrandpolder in het centrum van het eiland.

Het terrein werd tussen 1940 en1941 door de nazi’s ingedijkt en opgespoten om een militaire luchthaven aan te leggen. Maar die zou er uiteindelijk nooit komen. Later heroverde de natuur het verloren terrein en ontstond een uniek drasland waar zo’n veertig soorten vogels broeden, waaronder kiekendieven, roerdompen en kleine karekieten.

Van de vuurtoren gaat het door de duinen terug naar het stadje Norderney, waar we met de stellingmolen Selden Rust (zelden rust) nog een molen meepikken. De overtocht van Norddeich naar Juist vereist meer planning. En dat ligt aan de ondiepe vaargeul. Die is alleen bij hoog water bevaarbaar, zodat de veerboot maximum twee keer per dag kan varen.

Ook in vele andere opzichten verschilt Juist van het buureiland Norderney. Het eiland is amper 500 meter breed, maar met een lengte van 17 kilometer het langste van alle Oost-Friese Waddeneilanden. Terwijl Norderney staat voor massatoerisme, richt Juist zijn pijlen op duurzaam toerisme.

Bezoekers worden op het autovrije eiland ontvangen met hoefgetrappel, want paard en kar vervangen hier principieel de auto. ‘Wie vanaf het vasteland met het vliegtuig komt, heeft tien minuten nodig voor de vlucht en bijna een uur voor de transfer met de paardentaxi naar het dorp’, lacht marketingmanager Thomas Vodde.

De honderd sterke trekpaarden worden echter niet alleen voor taxiritjes ingezet. Thomas Vodde: ‘Alles wat op het eiland van A naar B moet, wordt met paard en wagen vervoerd: toeristen, levensmiddelen, afval, bouwmaterialen, meubels, verhuisdozen...’ Alleen voor de brandweer of de arts wordt een uitzondering gemaakt.

 

Oude en nieuwe molens

Van Norden zetten we de volgende ochtend koers naar het oosten... Een dikke mist hangt als een zware deken over de weilanden. Wanneer de nevel optrekt, duikt het imposante silhouet van de Hager Mühle op. Een stellingmolen met vijf etages, dertig meter hoog. Geen enkele Duitse windmolen is hoger.

Door de beschutte ligging in het dorp moesten de bouwers wel zo hoog bouwen opdat de molen van de wind zou kunnen profiteren.

Langs het Berumerfehnkanal rollen we verder naar Berumerfehn. Dit dorp werd, net zoals alle waarvan de naam eindigt op fehn, gesticht door turfstekers die in de achttiende eeuw massaal in Ostfriesland neerstreken om hoogveen af te graven. Ook de kaarsrechte veenkanalen waarover turfschuiten op en af voeren, zijn een relict uit die dagen.
 

In Berumerfehn leidt molenaar Cornelius Schoof ons spontaan rond door ‘zijn’ molen. ‘De molen is een zelfkruier’, steekt hij van wal en wijst op de windroos die ervoor zorgde dat de kap van de molen werd gekruid, dat wil zeggen gedraaid zodat het wiekenkruis op de wind gericht stond.

Op de galerij demonstreert hij hoe met een trekkabel de stand van de jaloezieën in de wieken werd geregeld. Handig om de windkracht te doseren. Als volleerde molenaars springen we weer in het zadel. Rustige boerenwegen slingeren door de velden. Aan de horizon glinstert een enorme veenplas, genaamd Ewiges Meer.

Nog meer fraaie, oude molens schuiven voorbij: de Mühle Nenndorf die nog af en toe maalt; de Mühle Klaashen (Schweindorf), in 1992 nog slechts een stomp maar door vrijwilligers zorgvuldig herbouwd; de Johanni-Mühle (Fulkum), twee keer afgebrand en telkens uit de as herrezen...

Het schrille contrast levert het nabije Windpark Holtriem, bij de opening in 1998 het grootste windmolenpark van Europa. Vandaag wekken 55 windturbines hier stroom op. Een ervan fungeert als uitkijktoren en biedt vanaf een hoogte van 62 meter een weids uitzicht.

Bij het doorkruisen van een industriegebied aan de rand van Aurich begrijpen we meteen waarom de stad de bijnaam ‘hoofdstad van de windkracht’ kreeg. In Aurich bevindt zich immers het hoofdkantoor van Enercon, een van ’s werelds grootste fabrikanten van windturbines.

Maar ook hier bleef plaats voor een vleugje nostalgie: de Stiftsmühle, een perfect functionerende graanmolen, is de op een na hoogste molen van Ostfriesland en herbergt bovendien een leuk molenmuseum, terwijl het vroegere molenaarshuis werd omgetoverd tot een gezellige theesalon.

Mestgoot

Vanaf de Neuer Hafen volgen we een dag vele kilometers lang het Ems-Jade-Kanal. Een kaarsrechte streep water, omgeven door loofbossen. In het donkere water staat een blauwe reiger roerloos te vissen. De zalige rust wordt slechts een enkele keer onderbroken door een voorbij tuffende motorboot.

Acht jaar duurde de aanleg van het kanaal dat de Eems verbindt met de baai Jadebusen. Na de succesvolle afronding van het gigantische project in 1888 nodigde de trotse bevolking Otto von Bismarck uit voor de openingsceremonie. Maar de bondskanselier bedankte feestelijk met de woorden: ‘Voor zo’n mestgoot reis ik toch niet helemaal naar het  onherbergzame Ostfriesland’.

Onze volgende bestemming, de voormalige veenkolonie Grossefehn, verrast met liefst vijf intact windmolens. In de achttiende en negentiende eeuw maalden er zelfs twintig. Eerst duikt in de wijk Holtrop boven de boomkruinen de Mühle Felde op. Hij geldt onder molenliefhebbers als een pareltje, want het is de enige overgebleven staartmolen van Ostfriesland.

Met de staart bevestigd aan de kap kon de molenaar het molenkruis met de vier wieken manueel op de wind zetten. De nabije molen van Ostgrossefehn vormt samen met de hier afgemeerde voormalige turfschuit Antje een fotogeniek plaatje. Op een steenworp afstand ligt de Mühle Steenblock in Spetzerfehn, de enige in Ostfriesland die nog voornamelijk met windkracht commercieel maalt.

In het bakhuis naast de Bagbander Mühle wordt het heerlijke Bagbander Mühlenbrot gebakken. De vijfde molen ontdekken we de volgende ochtend op de oever van het Grossefehnkanal: de Westgrossefehner Mühle werd meermaals door de bliksem verwoest, maar telkens herbouwd.

Ook op de laatste etappe wisselen oude molens met gloednieuwe windparken. Het kanaalpad langs het Ems-Jade-Kanal brengt ons terug naar Emden. Op de oever heeft een visser zijn hengel uitgeworpen, kanovaarders glijden geruisloos voorbij, grote, witte wolken spiegelen zich in het gladde water. De idylle is perfect. Misschien maar goed dat Bismarck zijn neus ophaalde voor deze prachtige mestgoot…

Grondzeilers en stellingmolens

De meeste molens in Ostfriesland zijn zogenaamde bovenkruiers. dat zijn windmolens waarvan alleen de kap draait (bij onderkruiers draait de hele molen). Bij de bovenkruiers wordt verder onderscheiden tussen grondzeilers en stellingmolens. Bij de grondzeiler kan de staart, het deel van de molen waarmee de wieken op de wind worden gezet, vanaf de grond worden bediend.

Een dergelijke molen functioneert omwille van de geringe hoogte echter alleen in gebieden met weinig windbelemmering. Veel vaker vind je in Ostfriesland de beduidend hogere stellingmolen die het ook bij zwakke wind nog doet. Omdat hij door zijn grote hoogte niet langer vanaf de grond kon worden gekruid of naar de wind gericht, werd halverwege een stelling (galerij) aangebracht, die rondom de molen loopt en toeliet de wieken, staart en vang (remconstructie) te bedienen.
 

Teetiet!

Oost-Friezen zijn een echt volk van theedrinkers. Er zijn inderdaad maar weinig plaatsen ter wereld waar zoveel thee wordt gedronken. Ostfriesland neemt zowat een kwart van de duitse theeconsumptie voor zijn rekening. de typische Ostfriesentee bestaat uit een mix van verschillende theesoorten, waarbij assams (zwarte thee) een hoofdrol innemen.

Typisch is ook de theeceremonie. de thee wordt geserveerd in tere porseleinen kopjes. daarin komt eerst een Kluntje, een groot stuk kandij, dat bij het overgieten met hete thee zachtjes knispert. Met een roomlepeltje wordt vervolgens slagroom toegevoegd. de koude room zakt in de hete thee omlaag en stijgt dan als een wolkje omhoog.

De thee wordt in geen geval omgeroerd! Hij wordt immers in drie ‘etages’ genoten. Eerst proef je het milde van de slagroom, dan het bittere van de thee, ten slotte het zoete van de kandij. de teetiet – theetijd – is heilig voor de Oost-Friezen. Echte Oost-Friezen genieten hun thee volgens de traditie minstens vier keer per dag.
 

Tekst en foto's Erik Van de Perre

Dit artikel is verschenen in het zomernummer (Juli - Augustus) van 2016.

 

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer