Fietsen over de Hoge Venen

8 minuten leestijd

Vroeger denderden over de Vennbahn dagelijks tientallen goederentreinen tussen Aken en Luxemburg. Vandaag rollen fietsers er met de vingers in de neus over de Hoge Venen. Sinds vorige zomer staat de Vennbahnradweg voor 125 kilometer grensoverschrijdend fietsplezier.

 

reportage
  • Fietsen

Op 30 juni 1885 was het feest in de Eifel. Op die dag werd tussen Aachen-Rothe Erde en Montjoie (het huidige Monschau) het eerste deelstuk van de Vennbahn geopend. Met tachtig eregasten aan boord pufte de eerste stoomtrein, versierd met slingers en kransen, door de Eifeldorpen, waar het rokende gevaarte met fanfaremuziek en kanonschoten werd onthaald.

 

Nieuwe bestemming

Voor Duitsland was de aanleg van de Vennbahn, die in 1889 tot het Luxemburgse Ulflingen (nu Troisvierges) werd doorgetrokken, van primair belang als verbinding tussen de koolmijnen bij Aken en het Luxemburgse ertsgebied.

Na de Eerste Wereldoorlog ging het met de spoorlijn echter geleidelijk bergaf. Het traject bleek immers niet voor hoge snelheden geschikt, daarnaast belemmerden invoerrechten het goederenverkeer tussen Duitsland en België.

Nadat de spoorlijn in de jaren tachtig definitief werd opgedoekt, zorgde het fietstoerisme voor een nieuwe bestemming.

In Wallonië kennen fietsroutes op stilgelegde spoorbeddingen, bekend onder de naam RAVeL, een groeiend succes.

Omdat het bij de Vennbahnradweg om een grensoverschrijdende fietsroute gaat, kreeg het project ruim 14,5 miljoen euro toegeschoven in het kader van een Interregproject. Op 2 juli 2013 volgde de officiële opening.

Herinnering aan betere dagen

De blauw-gele markeringen hebben ons nog maar net Aken uitgeloodst wanneer de beboste heuvels van de Hoge Venen zich aan de horizon aftekenen. Weldra schuift Kornelimünster voorbij, een bedevaartsoord dat in de middeleeuwen populair was bij boeren.

Een bedevaart gold als prima investering tegen gekkekoeienziekte. Cornelius is immers patroonheilige van het hoornvee. Tegen zomerse stortbuien heeft de heilige echter geen recept.

De plensbui spoelt ons het stadje Walheim binnen. Bij het station wordt gelast, gehamerd, geschroefd en geschilderd.

Op de sporen staan drie Henschellocomotieven uit de jaren vijftig, die door de Eisenbahnfreunde Grenzland worden gerestaureerd. Hun droom: de aanleg van een museumspoorweg van Stolberg naar Eupen.

In Raeren zetten we terug voet op Belgische grond. Het Töpfereimuseum herinnert aan het rijke verleden als centrum van de pottenbakkerij. Naar het schijnt was de gloed van de vlammen vroeger al van verre zichtbaar. Hoewel de dorpelingen met vuur en stoom vertrouwd waren, stonden ze argwanend tegenover het 'vuurspuwende, donderende gevaarte'. Zelfs de burgemeester vond de trein maar niets.

Als er dan toch een station moest komen, dan maar buiten het dorp, vond hij, liefst in het bos. Het station ligt er verlaten bij. Sombere bakstenen muren, afbladderende verf, een verroeste stoomloc van Cockerill voor de deur: alles straalt verval uit. Op een zijspoor parkeren nog meer vergeten locomotieven en wagons. Ook de verweerde andreaskruisen, verroeste armseinen en een vervallen seinwachtershuisje herinneren aan betere dagen.

Paradijs voor smokkelaars

Voorbij Walheim begint de Vennbahn aan de klim naar de Hoge Venen. De stijging is lang, maar amper merkbaar (hooguit 1,7 procent stijgingspercentage). In Roetgen rollen we weer Duitsland binnen. Het is niet de laatste keer dat we de grens oversteken. Over een afstand van 35 kilometer gebeurt dat wel elf keer! Een gevolg van het Verdrag van Versailles waarbij de Pruisische kantons Eupen en Malmedy na de Eerste Wereldoorlog als herstelbetaling bij België werden gevoegd.

Aan de bedding van de Vennbahn was er veel koffiesmokkel.

Om eindeloze grenscontroles te vermijden, werden de bedding van de Vennbahn, de stations en technische installaties in hun geheel aan België toegewezen. Daardoor passeer je vandaag tussen Raeren en Kalterherberg liefst vijf Duitse exclaves! Het bizarre grensverloop was ook een kolfje naar de hand van de smokkelaars.

Vooral de koffiesmokkel leverde in de jaren na de Tweede Wereldoorlog een aardige stuiver op. Op sommige plaatsen deed zowat iedereen eraan mee. Alleen bij Mützenich ging tot 1953 zeker duizend ton koffie illegaal de grens over. Doch menig smokkelaar liep tegen de lamp.

Op een bepaald moment zaten niet minder dan 52 Mützenicher in de Keulse gevangenis Klingelpütz vast, waar pastoor Scheidt zijn kudde troostte en de rechter om een mild oordeel vroeg.

 

Bimmelbahn

De ruisende dennenbossen maken plaats voor een zompig veenlandschap. Waterplassen glinsteren in de avondzon. Nevelslierten verlenen de Hoge Venen een onheilspellend karakter.

Bij nevel verloren reizigers in de venen vroeger niet zelden de weg kwijt, soms met fatale gevolgen. Tijdens de hoogdagen van de Vennbahn werd nog volop turf gestoken.

Uit die dagen stamt ook de bijnaam Bimmelbahn: voor elke overweg, waarover de turfstekers met hun vracht rolden, moest de machinist immers een bel rinkelen.

In de avondschemering rollen we Monschau binnen. Kromme, geplaveide straatjes met pittoreske vakwerkhuizen zomen de oevers van de Rur af. Bewaakt door een imposante burchtruïne ruist die rivier door een nauw dal.

Statige herenhuizen ademen de sfeer van de late 18de eeuw, toen Montjoie dank zij de lakennijverheid een grote bloei kende. De aanleg van de spoorweg kwam echter te laat. Toen hij af was, hadden de lakenfabrikanten de stad al lang de rug toegekeerd.

 

Stalingrad van het westen

Tussen Kalterherberg en Sourbrodt kregen de makers van de fietsroute het aan de stok met... het paapje. Een beschermd zangvogeltje, dat geen fietsende pottenkijkers duldt!

Vreemd genoeg lijken de voorbij denderende spoorfietsen en het kanonnengebulder van het nabije kamp Elsenborn het broedende beestje niet te deren. Maar het paapje kreeg zijn zin: de fietsroute werd omgelegd, het deeltraject kon pas in oktober 2013 - na een lange procedure - worden geopend!

We pikken de draad weer op in Sourbrodt, waar tot in de jaren tachtig tanks, bestemd voor het nabije kamp Elsenborn, over de laadperrons van het station rolden. In Born glijden we onder het machtige Freiherr-von-Korff-viaduct (1916) door, een relict uit de Groote Oorlog.

Over het 285 meter lange viaduct werden Duitse troepen naar het westelijk front vervoerd. Dat het nog bestaat, lijkt wel een wonder. In 1940 zouden Belgische soldaten de brug opblazen, maar de aangebrachte springladingen ontploften niet. Vele andere bruggen van de Vennbahn werden in de herfst van 1944 wel door het terugtrekkende Duitse leger verwoest.

Ook voor Sankt-Vith was in de oorlog een tragische rol weggelegd. De Vennbahn, die de stad deed opbloeien, zou ook haar ondergang worden. Ze werd immers door de geallieerden volledig platgebombardeerd. De zware gevechten zouden Sankt-Vith zelfs de bijnaam Stalingrad van het westen opleveren.

Rinkelende glazen

De slotetappe, van Sankt-Vith naar Troisvierges is landschappelijk de mooiste. Vooral het traject door het Ourdal, tussen bloemenweiden en steile beboste hellingen, is een streling voor het oog.

De grillige topografie bezorgde de spoorwegbouwers echter heel wat kopzorgen. Daarvan getuigen de vele tunnels, bruggen en brugruïnes, hoge dammen en in de rots gehouwen sleuven.

De 790 meter lange Grenzlandtunnel tussen Lengeler en Wilwerdange was de langste tunnel van de Vennbahn. Omwille van het grote belang ervan moest een trein- en tunnelwachter dag en nacht toezicht uitoefenen.

De man, die met zijn gezin in het nabije baanwachtershuisje woonde, moest bijvoorbeeld de negentig petroleumlampen in de tunnel controleren. Een ongezonde taak, aangezien verbrandingsgassen en rook er lang bleven hangen. Toen tunnelwachter Knauf met pensioen ging, was hij amper 45 jaar oud, maar zijn gezondheid was verwoest.

Boven de tunnel lag vroeger een café. 'Telkens wanneer de stoomtrein de tunnel indook, rinkelden de glazen op de toog en rammelden de borden in de keuken', weet André Kleis, een boer uit Lengeler. Voor veesmokkelaars bood de tunnel op de Belgisch-Luxemburgse grens onverwachte mogelijkheden. Vooral in de jaren voor en na de Eerste Wereldoorlog werd regelmatig vee door de pijp gesluisd. Dat was niet ongevaarlijk. Op een dag reed een stoomtrein pardoes op een kudde vee in.

Voor fietsers is de tunnel vandaag taboe. En dat heeft te maken met de vleermuizen. Liefst negen soorten overwinteren er, daaronder de zeldzame meervleermuis. En zolang deze gezellige nachtdiertjes het in de donkere, vochtige pijp naar hun zin hebben, moeten fietsers maar omrijden.

Tekst & Foto’s Erik Van de Perre

Dit artikel is verschenen in maart 2014.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer