Onder zeil in de Gaume

9 minuten leestijd

Nog niet zo heel bekend in kampeerland, maar wel erg handig: de tarp. Een soort van extra light tent die trekkers graag in de plaats van een zwaarder exemplaar op hun rug dragen. Maar slaapt zo’n zeil wel lekker? Pasar-reporter Lien trok naar de Gaumestreek en ging er letterlijk onder zeil.

reportage
  • Kamperen
  • Kamperen met de tent

Daar vallen de eerste druppels. We twijfelen even. Laten we onze regenponcho nog even zitten of halen we hem toch maar boven? Een minuut later wordt onze aarzeling bestraft met een fikse stortbui. We gooien snel onze poncho over ons hoofd, terwijl we voor de vierde keer in een half uur tijd voorbij dezelfde boom lopen. Want ja, we zijn de weg kwijt. We vinden het juiste pad maar niet dat ons uit het Bois de Watinsart naar de abdij van Orval moet leiden. We hebben zowat elk bosweggetje geprobeerd, maar geen enkel lijkt het juiste.

Twee uur geleden deed niets vermoeden dat we hier verloren én in de regen zouden lopen. De zon scheen toen we gepakt en gezakt van de trein stapten in Florenville, een klein stadje in het zuiden van België, op een steenworp van Frankrijk. In onze rugzak: slaapzak en slaapmatje, zonnecrème, eten en drinken, reservesokken en reservekleren. Hebben we thuis gelaten: onze tent.

Vandaag gaan we voor het eerst kamperen met het nieuwste buitenspeelgoed dat mijn lief zich aangeschaft heeft: een tarp. Een tarp is een zeil dat je zo opstelt dat je beschut bent tegen wind en regen, en waaronder je kan slapen. Een soort tent dus, alleen weegt een tarp veel minder én heb je door de open zijkant veel meer het gevoel dat je buiten slaapt. Dubbele winst!

Dag 1: proeven van Orval

Maar voor we onder onze tarp kunnen kruipen, moeten we eerst uit het bos geraken. Na een uur zoeken en een héél klein beetje gefoeter komen we eindelijk op de weg die ons tot aan de abdij van Orval moet brengen, onze eindbestemming van vandaag. De abdij is één van de bekendste bezienswaardigheden in de Gaume, de meest zuidelijke en zuiderse streek van België. Het gebied ligt in een soort kom, waardoor het er vaak warmer is dan in de rest van het land, en wordt door het Ardens massief beschermd tegen koude noorderwinden.

Dit microklimaat maakt van de Gaume een ideale wandelbestemming dicht bij huis. De huisjes in lichte, okerkleurige steen versterken de zuiderse uitstraling. Het typische gesteente ontstond miljoenen jaren geleden, toen de streek overspoeld werd door zeewater. Ook het klooster van Orval, dat we intussen bereikt hebben, is opgebouwd uit deze zogenaamde Franse steen. Binnen de muren van de abdij is het heerlijk rustig en zonnig. Van de regen van daarstraks is geen spoor meer te bekennen. Enkele wolkjes drijven langs de zomers blauwe hemel, terwijl nieuwsgierige toeristen door de ruïnes van het oude klooster dwalen.

Bijna duizend jaar geleden, in 1070, vestigden de eerste monniken zich in Orval. Ze begonnen meteen met de bouw van een kerk en een klooster, wat de start betekende van een woelige geschiedenis van bloei en verval. Vandaag kan je in de abdij het toegewijde leven van de monniken ontdekken, ruiken aan geneeskrachtige planten in de prachtige kruidentuin of het fameuze bier kopen dat de monniken in 1931 begonnen te brouwen.

Nacht 1: tarp in een tuin in Villers-devant-Orval

Een frisse Orval ziet mijn lief wel zitten, maar de terrassen buiten de muren van de abdij – binnen valt er niets te drinken – zitten overvol. Dan maar terug de bossen in, richting Villers-devant-Orval, een piepklein dorpje waar we onze eerste kampeernacht zullen doorbrengen.

We mogen onze tarp opslaan in de tuin van La Ferme Du Bois-le-Compte, een honderd jaar oude hoeve tussen bos en weiland. De hoeve is een stille plek waar yogaliefhebbers, rustzoekers en natuurmensen graag naartoe komen. Je kan er een gastenkamer huren, maar wij hebben een plekje gereserveerd in de tuin, die tijdens de zomermaanden opengesteld wordt voor stappers met een tent. Of met een tarp, in ons geval. Met een biertje – je kan Orval kopen in La Ferme Du Bois-le-Compte – en een biologisch appelsap gaan we in het gras zitten.

Tijd om onze tarp op te stellen. Dankzij voorbereidend oefenwerk thuis in de tuin gaat dat bijzonder vlot. Geen ‘plastic kamer’ voor ons vannacht, maar een half binnen-half buiten slaapervaring. Want dat is het fijne aan een tarp: je zit niet opgesloten. Je bepaalt zelf hoe open je de tarp opstelt en dus hoeveel contact je hebt met de natuur om je heen. Het is slapen onder de sterrenhemel met een béétje dak boven je hoofd. Ik geef toe: in de Canadese bossen met achter elke boom een beer zou ik niet zo’n heldhaftige tarpkampeerder zijn. Een gewone tent zal je evenmin tegen een hongerige grizzly kunnen beschermen, maar onder een tarp lijken alle rondkruipende dieren nog een stapje dichterbij. In de tuin in Villers-devant-Orval is alles gelukkig vredig en berenvrij.

Dag 2: een vleugje Provence

Nacht één onder de tarp goed doorstaan: check. Geen wind of regen heeft ons wakker gehouden. We kruipen vroeg uit onze slaapzak, want we hebben een stevige dag voor de boeg. We stappen naar Sainte-Cécile, een tocht die ons volgens onze wandelgids langs kleine riviertjes, uitgestrekte velden en schaduwrijke bossen zal brengen. Oh ja, en twee steile beklimmingen. We trekken onze schoenen aan, zwieren onze rugzak op onze rug en gaan op pad.

Dat de Gaumestreek een aangenaam klimaat kent, mogen we vandaag zelf voelen. Er hangen wat wolken, maar de lucht is warm. We volgen het bospad langs de Williers, een echte wildwaterbeek met kleine watervalletjes en grillige bochten. Naast een bron van verkoeling vormt de rivier ook een natuurlijke grens tussen België en Frankrijk. We wandelen bijna letterlijk op de lijn die ons van onze zuiderburen scheidt.

Eerste korte stopplaats van vandaag is Chameleux, waar je ruïnes kan zien van een oude Romeinse herberg. De overnachtingsplaats uit de eerste eeuw na Christus was bedoeld voor reizigers en handelaars die de Romeinse heirweg Reims-Trier volgden en een plek zochten om te eten en te rusten. Een stapje terug in de tijd, voor we weer verder stappen. Het bospad doet ons klimmen tot op het hoogste punt van het kanton, de Mont Mollet.

Aan beide kanten heb je er een prachtig uitzicht over de streek, met haar weilanden, korenvelden en bossen. We dalen af naar Mogues, een Frans dorpje waar het zoeken is naar leven op straat, om daarna te verdwijnen tussen de bomen van het Bois du Banel. Het is er heerlijk stil en koel wandelen. Het enige dat we horen, is het gefluit van vogels en het gekraak van takken onder onze schoenen. De geel-witte markeringen van de regionale GR-route brengen ons over een zacht glooiende helling naar de steengroeven van Fontenoille. Tussen de goudgele korenvelden, paarse bloemen en slingerende zandpaadjes wanen we ons niet in het noorden maar in het zuiden van Frankrijk.

Nacht 2: kamperen bij de boer in Fontenoille

Het dorpje Fontenoille, waar we een kampeerplek zullen zoeken, komt dichterbij, en daar ben ik blij om. Slecht geknoopte schoenen hebben gisteren voor wrijving gezorgd, waardoor ik vandaag op beginnende blaren loop. Elke stap lijkt de pijn erger te maken, ondanks het betere blarenpleisterwerk. Veel meer kilometers hoeven er voor mij niet meer bij vandaag.

In Sainte-Cécile, nog een klein halfuurtje verder, is een grote camping, maar met onze tarp willen we liever in de vrije natuur dan tussen tenten en caravans staan. Officiële bivakzones zoals je tegenwoordig op tal van plaatsen in Vlaanderen en Wallonië vindt, zijn er in deze streek (nog) niet, dus proberen we rond Fontenoille een plekje te versieren op een weiland van een boer. Bij de eerste dorpsbewoners die we aanspreken, boeken we weinig succes, maar een beetje buiten het dorp hebben we prijs.

Een oude boer wijst vanop zijn erf naar een groot weiland op de heuvelrug aan de overkant van de straat. Het is zijn stuk grond, en we mogen er gerust een nachtje op kamperen. Als twee blije padvinders slaan we de veldweg in. We klimmen over hekken, worden achtervolgd door een sliert geitjes en klimmen weer over hekken, tot we onze slaapplaats voor één nacht bereiken. En die is geweldig. Vanop de heuvel hebben we een prachtig uitzicht over de velden en de lager gelegen dorpen. We stellen onze tarp zo op dat we maximaal kunnen genieten van onze room with a view. We eten een portie pasta en een stukje chocolade, kruipen in onze slaapzak en liggen tot laat in de avond naar buiten te staren. Onze tent thuis in de kelder? Die hebben we nog geen seconde gemist.

Dag 3: dauwdruppels en tranen

Na een mooie avond worden we de volgende dag getrakteerd op een nog mooiere ochtend. De zon wriemelt zich door de ochtendnevel, de rode gloed maakt stilletjes plaats voor een helderblauwe hemel. We wassen ons gezicht met verse dauwdruppels van op het gras en vullen onze hongerige maag met een stevige kom havermout.

We noemen onszelf echte bofkonten dat we op deze plek gratis en voor niks mochten slapen, en beginnen vol energie aan onze laatste stapdag. Wanneer we een halfuur later het pittoreske Sainte-Cécile zijn doorgewandeld en de asfaltbaan naar Chassepierre nemen, staat mijn energiepeil helaas weer bijna op nul. Mijn voeten zijn veranderd in pijnlijke spelbrekers vol blaren. Helaas, want we hebben nog zo’n vijftien kilometer te gaan tot in Florenville, waar we vanavond de trein terug naar huis nemen. Ik probeer de pijn te negeren en te genieten van de omgeving, die absoluut de moeite waard is.

Van schattige dorpjes langs de oevers van de Semois gaat het naar aardeweggetjes en bospaden, tot we een paar honderd meter hoger een plateau bereiken. De bossen waarop we uitkijken, lijken eindeloos. Beneden kronkelt de Semois als een donkere ader door vijftig tinten groen. We dalen af naar de waterkant en volgen de rivier. We spotten bessenstruiken, houten hutjes en kajakkers in de zon. Het pad is rotsachtig en niet overal even gemakkelijk te bewandelen, maar het is de inspanning waard. We stijgen weer en worden opnieuw beloond met een fantastisch uitzicht over het bos en de rivier. Twee prachtige panorama’s op nog geen uur tijd: deze etappe van de Gaumeroute verwent haar wandelaars.

Ook mijn lief wordt er gelukkig van. Hij loopt een halve kilometer vooruit, vrolijk fluitend en huppelend. Of zo beeld ik het me toch in terwijl ik probeer om niet te denken aan mijn oh zo zere voeten. We komen voorbij de boerderij Froid Vent, opgetrokken in de typisch gele Franse steen. Na de bocht wacht ons een weids uitzicht over een echt Gaumelandschap van velden, bomen en kerktorens. In de verte ligt Florenville te rusten in de zon. Een postkaartbeeld, maar ik kan alleen maar denken aan de kiezels die ik stuk voor stuk door mijn schoenzool lijk te voelen. Bij elke stap  probeer ik mijn tranen te verbijten.

Bij het binnenwandelen van Florenville laat ik me héél even gaan. Een halfuur en een terrasje in de zon later kan ik terug lachen, en samen met mijn lief kijk ik naar de mix van wandelaars, dagjestoeristen en plaatselijke inwoners die voor een gezellige drukte zorgen in hartje Florenville. De Gaumestreek was een geweldige ontdekking waar ik graag naar wil terugkeren. Zonder blaren aan mijn voeten dan, om met volle teugen te kunnen genieten van de groene heuvels, frisse bossen en verre uitzichten. Fluitend en huppelend, uiteraard.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer