De mensen van Barcelonnette

10 minuten leestijd

Voorbij het laatste dorpje in de vallei is er nog een kerk. Saint-Antoine-du-Désert heeft het hard te verduren gehad. In 1513 maaide een lawine het halve kerkschip weg. Maljasset bleef gespaard, alsof de crucifixen bij de in- en de uitgang van het dorp echt bescherming boden. Een woestenij is het hier niet. In de Provence groeien schrale, gele sprieten op de zanderige bodem, maar hier krioelt het hoge gras van het leven.

Zelfs op een zonovergoten zomerdag bevat de lucht altijd de kilte van het hooggebergte. In het snelstromende water van de Ubaye voel je altijd het ijs. Mensen leven in de zon in de bergen. Liever een dikke grasmat die warmte afgeeft, dan gladde, koude keien. Liever de Place Manuel in Barcelonnette, met terrasjes in de zon en spelende kinderen, dan de smalle straten waar de hoge herenhuizen schaduwen werpen.

Liever de zon dan de schaduw, in dat opzicht is Barcelonnette meer Alpen dan Provence. Bovendien geven de drie hoofdstraten uit op een bergmassief. Ze lopen parallel met de rivier de Ubaye en nodigen uit tot reizen in twee richtingen. De zee, of de bergen.

reportage
  • Uitstappen en vakanties

Sandra - herder

Ergens tegen de flank van de berg die je vanuit Barcelonnette ziet, hoedt Sandra een kudde van 1.200 schapen. De hond rent heen en weer. Zo trekt hij de denkbeeldige lijn waar de schapen niet voorbij mogen. Een Alpenweide laat je planmatig afgrazen. ‘Dat perceel ginder is voor de herfst’, zegt Sandra.

De patou, de witte Pyrenese berghond, jaagt me angst aan. Hij kan een wolf de baas. Maar toen een roedel op een nacht 63 schapen afslachtte, hield hij zich wijselijk gedeisd. Niet het tafereel waarmee je wilt ontwaken, moederziel alleen in je berghut. ‘Hier is geen dierenarts. Ik vaccineer, verzorg wonden, spalk poten. Soms komt hulp te laat. De gieren die hier uitgezet zijn, strijken dan neer op het karkas. Zoals in Lucky Luke.’

Elke bergflank heeft zijn herder. In de onmiddellijke omtrek zijn ze met zijn tienen. Haalt de buurman zijn kudde niet binnen, dan ga je even poolshoogte nemen. Sandra is de enige herder uit de vallei. In de winter is ze redster op de skipiste, de zomer brengt ze door met de kudde. Dag in, dag uit.

Hoe komt een jonge vrouw daar bij? ‘Je moet van rust en eenzaamheid houden’, zegt ze. ‘Ik heb vier jaar in het toerisme gewerkt. En toen had ik genoeg mensen gezien. Soms komt mijn vriend op bezoek, maar wandelaars heb je hier niet. Ik ben dus alleen met de schapen. Het zijn deugnieten. Als ik ze niet in de gaten houdt, rennen ze alle kanten op. Gelukkig houden ze ’s middags hun siësta.’

 

Clément - kaasmaker

De top van de berg is beter te bereiken dan het einde van de vallei. Daar moeten reizigers over, op doortocht naar de volgende vallei. De grindweg naar het Lac des Sagnes bedwing je alleen met de mountainbike.

Loepzuiver water, koud als glas, een kale granieten piek op de achtergrond. Daarboven zwoegen wielertoeristen op de vierentwintig kilometer naadloos asfalt naar de 2.800 meter hoge Col de la Bonette. De hoogste bergpas van Europa. Triomf. Foto bij het monument. Uithijgen en genieten van het vergezicht, de zon, de wind.

Clément Mauran woont maanden in de schaduw. Een ubac is een plek waar de zon in de winter achter de bergen zit. Zijn geiten grazen in het struikgewas langs de weg. Clément haalt ze vandaag vroeger naar de boerderij.

Dit klopt niet, zie je ze denken. Er kruipt er zelfs eentje in een boom. ‘Wat een rare beesten toch’, lacht Clément. ‘Ik ben er gek op.’ Hij begint ze te melken. Twaalf dieren, dat lukt met de hand, en de kaasmakerij past nog in een flink tuinhuis.

De kudde zal met de jaren groeien. ‘Ik droom van vierhonderd geiten’, zegt de voormalige herder. Een verleden dat hij deelt met het geitenras, de chèvre de Rove. ‘Vroeger’, vertelt hij, ‘leidden ze de schaapskuddes tijdens de transhumance, de trek van en naar de Alpenweide. Ze geven ook veel melk en voedden soms verstoten lammetjes. Het ras is van het uitsterven gered in de jaren 1970. Gelukkig, want van hun melk maak je de beste geitenkaas.’

 

Marie-Laure - streekgids

‘Ik hou van mijn museumpje’, zegt Marie-Laure Boze. Op de Col de la Bonette staat een intrigerende vervallen kazerne. Het Fort van Tournoux palmt een hele bergwand in: 800 meter hoogteverschil tussen boven en beneden!

Maar Saint-Ours Bas rijd je zo voorbij. De duikboot van de Alpen heeft zijn naam niet gestolen. Van de drie verdiepingen komt alleen de schietkoepel aan de oppervlakte.

'Eeuwenlang waren er geen wegen, maar de bergbewoners kenden elkaar.'

Welkom op de Maginotlinie, hier hield Frankrijk vanaf 1931 Italië in het vizier. Marie-Laure leidt ons rond. Ze opent schietgaten, toont het krappe slaaphok, vertelt hoe soldaten om beurt in hetzelfde bed sliepen en hoe het fort drie maand in zijn onderhoud voorzag. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, beschoten de Fransen en de Italianen elkaar met tegenzin.

‘Dit gebied was afgelegen. Eeuwenlang waren er nauwelijks wegen. Maar de bergbewoners reisden en kenden elkaar. Italië of Frankrijk, dat had geen belang: je schoot niet op je buren uit de volgende vallei.’ Mussolini stuurde dan maar Zuid-Italiaanse troepen. Waarop de Ubayens zich weerden als leeuwen. Uiteindelijk schonk het Vichyregime dit stuk vallei weg aan Italië. Na de oorlog waren alle dorpen verwoest.

 

Baptiste - smid

De bovenvallei van de Ubaye kende minder verwoesting. Crucifixen bewaken de dorpjes. Dakpannen van larikshout, muren te oud om nog een leeftijd te hebben, wilde bloemen in de wegberm.

Op het achtererf van een schuur uit 1400 hamert Baptiste Charvolen op gloeiend ijzer. De muren van de smidse zitten onder het roet. Dit wordt een stuk gereedschap. Straks dompelt de 25-jarige smid het onder in een mengsel van urine, water, zout en afgelaten motorolie.

‘Zo verandert de chemische samenstelling en wordt het ijzer hard’, zegt Baptiste. ‘Bloed werkt nog beter dan urine. Vandaar de legendes over smeden die hun laatste mes met hun eigen bloed maken.’ Op het erf staat een bank. Oude mannen komen er vaak naar de jonge dorpssmid kijken. Ze herbeleven er hun jeugd.

 

'Met vuur kan je alles doen, het leeft.'

Twee generaties terug had elk bergdorp zijn smidse. Een ontmoetingsplaats, haard en televisie tegelijk. Baptiste werd op een ochtend wakker en dacht: als ik nu eens smid werd.

Hij trok jaren het land rond met de Compagnons du Devoir, de Ronde van Frankrijk voor vaklieden die al sinds de middeleeuwen bestaat. En zo kreeg Grande Serenne, een gehuchtje van Saint-Paul-sur-Ubaye, weer een smidse.

Baptiste toont een bloem van ijzer. ‘De eindproef van een middeleeuwse leerjongen’, zegt hij. ‘Ik heb zakken steenkool opgestookt om de techniek te leren. Smid is een fascinerend beroep. Met vuur kun je alles, het leeft.’

Robert Martin - molenaar

Om te kunnen smeden zoals vroeger, maakt Baptiste gereedschap na uit de achttiendeeeuwse encyclopedie van Diderot en d’Alembert. Toen het beroemde naslagwerk uitkwam, telde de vallei van de Ubaye zeventig watermolens, waaronder de Moulin d’Abriès.

‘Ik ben in deze molen opgegroeid’, zegt Robert Martin. ‘Toen ik 26 was stopte mijn vader ermee. Toen ik op pensioen ging, heb ik de molen heropgestart. Ik maal mijn eigen graan. Voor het dorpsfeest bakken we brood in een oude oven.’

Op woensdag geeft de molenaar rondleidingen in de werkende molen. Een wereldattractie voor liefhebbers van industriële archeologie. Het rad ligt horizontaal in het ondiepe stroompje de Abriès en zet het houten mechanisme in werking. Gestamp, gekraak, gedaver.

‘Ik regel hem op het gehoor’, zegt Robert. ‘Ik ken het juiste geluid van buiten. Een onregelmatigheid hoor ik meteen.’ De molenstenen malen het graan. Vervolgens vertrekt het naar de zeeftrommels, die de grove delen tegenhouden.

Alles gebeurt in houten kasten, in de molen hangt geen vlokje stof. Een souvenir? Je kunt kiezen uit drie soorten graan, van hard tot zacht. Daar maak je thuis heerlijk brood en verse pasta mee.

 

Daniel - producent van génépi

De brede benedenvallei van de Ubaye biedt veel ruimte voor landbouw. Graan, maar ook fruit dat van zonnige dagen en koude nachten houdt.

Daniel en Nicole Million Rousseau teelden aanvankelijk frambozen en cassis. Uit interesse begon Daniel fruitlikeur te stoken. Later kwam daar génépi bij. ‘Omdat er vraag naar was’, geeft hij toe. ‘De kruidenlikeur is terug in zwang geraakt door de wintersport. Toeristen houden van streekdrankjes.’

Bergbewoners plukken het plantje, een soort absintalsem, al eeuwen. 40 twijgjes en 40 klontjes suiker 40 dagen laten trekken in alcohol: zo eenvoudig was het recept. Vandaag mag een particulier slechts een kleine hoeveelheid plukken. ‘De plant is niet zeldzaam, maar wel kwetsbaar’, vertelt Daniel.

‘We werken met gekweekte en wilde génépi. Een erkende plukker trekt voor ons de bergen in. Het plantje groeit boven de 1.800 meter hoogte, tussen de rotsen, op gladde hellingen naast de afgrond. Als je niet oplet, lokt de génépi je de dieperik in.’

Daniel wil een erkend label creëren voor de lichtgroene kruidenlikeur. Echte génépi mag slechts één kruid bevatten, geen mengsel. ‘We werken duurzaam, biologisch en met respect voor de traditie’, zegt hij.

Een oude mobiele stookinstallatie uit 1900 belichaamt zijn engagement. ‘Tien jaar geleden reisde ze nog rond in de Savoie. Mensen hadden recht op 20 liter onbelaste alcohol. De bouilleur de cru trok langs de dorpen met zijn distilleerketel op wielen. Als hij kwam, werd er drank gemaakt en was het feest.’

Christian Boéri - souvenirverkoper

Bergbewoners nemen nooit afscheid van hun geboortegrond. Zelfs de Provençaalse graaf die Barcelonnette stichtte, vernoemde de stad naar zijn geboortestad Barcelona. Maar ook de vruchtbaarste vallei kent haar limieten.

Gure winters joegen de bewoners op pad. Ze werden handelsreiziger in textiel in Italië, Vlaanderen en uiteindelijk Mexico. De uittocht kwam op kruissnelheid in de negentiende eeuw, toen de vallei overbevolkt was. ‘Mijn grootvader is rond 1900 vertrokken’, vertelt Christian Boéri.

‘Mijn neven werken nog steeds in een textielhandel in Mexico. De Barcelonnettes hebben er 60.000 nakomelingen en runnen zelfs een grote winkelketen in Mexico, El Puerto de Liverpool. Mexicaanse steden puilen uit van de Franse architectuur.’

Toen Boéri zijn Mexicaans winkeltje in 1982 begon, was de historie bijna vergeten. Intussen houdt Barcelonnette elke zomer zijn Fêtes Latino-Mexicaines en doet het Musée de la Vallée het verhaal uitvoerig uit de doeken. Een Franse familie voor een statige textielhandel. De tekening van Rio Blanco uit 1892, de grootste textielfabriek ter wereld, met duizenden werknemers. Of El Palacio de Hierro, de Bijenkorf van Mexico City. Allemaal in handen van enkele families uit de bergen.

De textielbaronnen keerden niet terug met souvenirs. Ze stopten hun fortuin in zomervilla’s. La Sapinière, de villa die het museum herbergt, was één van de eerste. Tussen 1870 en 1931 schoten er in Barcelonnette en Jausiers tachtig villa’s uit de grond, in alle bouwstijlen, allemaal even onaangepast aan het bergklimaat. Niet erg, de eigenaars kwamen slechts acht weken in de zomer over.

Maar hoe rijk ook in Mexico, een echte Barcelonnette liet zich begraven in zijn geboortestad. Ga dineren in het Maison d’Hôtes du Vivier, kijk uit over de vallei en je begrijpt het meteen. Wie droomt van Mexico als je thuis licht en kleuren hebt?

Tekst Gert Corremans - Foto’s Michaël Dehaspe

Dit artikel is verschenen in januari 2014.

 

 

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer