Levenslust opzoeken in Andorra

13 minuten leestijd

De Andorrezen hebben de op één na hoogste levensverwachting ter wereld. Waar komt hun levenslust vandaan, en werkt die aanstekelijk? Laat ons dat eens nagaan. Keer je ook buiten het skiseizoen uit de Pyreneeën terug als een blije, blozende bergmens?

 

reportage
  • Uitstappen en vakanties

1. Shoppen: waar de beer op koopjesjacht gaat

Hoe ver is de skipiste? Dat is de hamvraag in haast elke hotelrecensie over Andorra. Niemand bekommert zich erom of je in de buurt ook taksvrije koopjes kan doen. Tweeduizend winkels draaien vast niet op 85.000 inwoners! Het moet prettig geweest zijn om je rond 1950 op je balkon in Hotel Pyrénées te koesteren in het bergzonnetje.

Aan je voeten het stadje Andorra-la-Vella, het witte water van de rivier de Gran Valira en een vallei met dorpjes en romaanse kerken die langzaam afdaalt naar Spanje. De idylle die je verwacht als ik zeg: een 1.200 jaar oud adelaarsnest in de Pyreneeën. Dat was een land met zesduizend inwoners.

De hoofdstad alleen is intussen uitgedijd tot een agglomeratie met 40.000 inwoners en het vrijstaande berghotel van toen is opgeslokt door hoogbouw en handelszaken. ‘Een van de beren die zijn uitgezet in de Pyreneeën, steekt af en toe onze grens over’, zegt de berggids met wie we straks op pad gaan. ‘Om te shoppen.’ De etalage van de officiële Rolexdealer is even chic als de elektrohandels en tabakswinkels lelijk zijn. En het Pyrénées Andorra Shopping Centre heeft de charme van Godzilla. Hun ginassortiment daarentegen…

Shoppen moet toch een universeel menselijk jachtinstinct zijn, en op welke prooi je ook jaagt, de kans is groot dat ze in Andorra voor het grijpen is aan absurde prijzen. Daar word je blij van, maar je neemt je goede humeur alleen mee naar huis als je niet te veel koopt, want de douane controleert zoals vroeger in het oude Europa.

2. Eten: waar twee mannen één druiventros dragen

Volgens Josep Pla was de traagheid van de keuken verdwenen, niets lijkt minder waar.

‘De keuken van de streek waar ik woon, heeft zijn beste tijd gehad’, schreef de Catalaanse auteur Josep Pla in 1972. ‘Van veel dingen is de smaak veranderd. De keuken als kunst van traagheid, geduld, matiging, kalmte is verdwenen.’ Andere tijden, Jef!

Ga maar eens aan tafel bij Molí dels Fanals. Zo rond 14 uur, op de druilerige dag die in de bergen altijd kan voorkomen.

Diffuus licht valt binnen door de grote vensters die zijn uitgewerkt in de gevel van de borda, de grote bergschuur waar het vee op stal stond onder de voorraadzolder.

Neem het gegrild brood, besprenkel het met olijfolie uit de Priorat en wrijf het in met een lookteentje en een donkerrood Catalaans penjar tomaatje. Jammer dat Jef dat niet meer kan meemaken.

En over traagheid en geduld gesproken, de baas van Anna Alvarez gaat daar zo ver in dat je hem voor gek kan verklaren. Bergwijnen zijn in trek. Op een hoge, steile, zonnige bergflank kunnen druiven traag rijpen en veel aroma’s aanmaken dankzij het temperatuurverschil tussen dag en nacht.

Spannend, vindt sommelier Anna, zelfs spannender dan ze had verwacht. Koelbloedig stuurt ze de 4x4 over de steile, smalle, onverharde bergweg. Als de Inca’s wijn hadden verbouwd, dan had dat eruit gezien zoals de twaalf wijnterrassen van Borda Sabaté.

Denk nu niet dat Anna en co het zich gemakkelijk maken, op 1.200  meter hoogte en zo’n 400 meter boven de vallei. ‘Dit is een biodynamische wijngaard’, vertelt ze. ‘In plaats van ziektes te bestrijden houden we de wijngaard gezond. We plukken met de hand en daaruit selecteren we dan nog eens de beste druiven. In de kelder beperken we het pompen en de chemische producten tot het minimum.’ De rijping van de wijn duurt nog minstens anderhalf jaar.

De rode Torb dankt zijn naam aan een bergwind die plots kan opsteken. De witte Escol, een riesling, is niet genoemd naar het Catalaans voor ‘Schol!’, maar naar een Bijbelse vallei waar de druiventrossen zo groot zijn dat er twee mannen nodig zijn om ze te dragen.

Zo lyrisch zou ik het uitzicht vanaf de proefruimte van de wijnkelder niet omschrijven, al doet de late namiddagzon altijd wonderen in de bergen.

Waanzin kan verdraaid goed smaken. Traagheid, geduld en kalmte ook. Op een uitgeregende dag in Molí dels Fanals is melancholie de beste saus, en de Catalaanse keuken waar Andorra bij aansluit, brengt kleur in je bord. Gegrilde pepers, steak saignant van de bergkoe, de rovelló, een paddenstoel die bloedrood sap afgeeft.

Lokale aardappelen, courgette en aubergine, forel, varkensvlees. Stevige, klassieke kost. Zijn de Andorrezen het levende bewijs dat de voedseldriehoek dan toch werkt? Aan de huisgemaakte taarten op de dessertentrolley te zien, leven ze vooral lang omdat ze zich niet bezighouden met detoxen of diëten.

3. Bewegen: Waar koeien grazen in de Tuin van Eden

Alles is hard en intens in het hooggebergte: de staalblauwe hemel, bijvoorbeeld.

De grenzen van Andorra zijn bergkammen. Ze steken boven het flatgebouw uit waar mijn hotelkamer op uitkijkt. De hoofdstad zit ’s ochtends nog in de schaduw, door het contrast tussen licht en donker lijkt de hemel altijd wit, maar de berg kleurt al oranje: het wordt een stralende dag!

Het licht, de kurkdroge lucht, de staalblauwe hemel, de steenkoude bergrivieren, het graniet. Alles is hard en intens in het hooggebergte.

De dag begint bij één graad Celsius in een naaldwoud boven de hoofdstad en eindigt met een zomerse tocht naar de drie bergmeren van Tristaina. Laat in de namiddag stil ik op een zonovergoten terras mijn reuzenhonger met een winterse Catalaanse soep met vlees, groenten en noedels. Als je longen in de bergen meer zuurstof opnemen, snakt je lijf dan ook naar meer calorieën?

Het hooggebergte is erg toegankelijk in de Pyreneeën. Rijd in het skioord Arcalis tot het einde van de asfaltweg, stap een half uur vanaf de skilift, zoek een comfortabel rotsblok in de bergweide en je kan kiezen welke kant je op kijkt. Links, op 2.300 meter hoogte, ligt het keteldal van Tristaina met groene, blauwe en zwarte meren, rechts, in de diepte, het dal en het halve land. In een week tijd kan je de ronde van Andorra stappen. De 120 kilometer lange route leidt langs negenentwintig berghutten en doet de drie belangrijkste natuurparken aan.

Comepedrosa dankt zijn naam aan de hoogste bergtop, Vall de Sorteny heeft achthonderd plantensoorten, die uitbundig bloeien in juni en juli, en Vall del Madriu-Perefita-Claror is erkend als werelderfgoed, omdat de vallei getuigt van een harmonieuze samenwerking tussen mens en natuur. In ieder park zijn er meren en bergstroompjes en ligt het dak juist onder de drieduizend meter.

 

De pijn van het herder zijn

Wij kiezen voor het werelderfgoed. Vanaf de laatste parking voor het meer van Engolasters wandelen we naar de Refuge Fontverd, 1.880 meter hoog in de vallei, om vervolgens helemaal af te dalen naar de asfaltweg. Goed voor dertien kilometer en vier uur stappen. Als je geen twee wagens hebt zoals wij, moet je nog een paar kilometer over het asfalt terugstappen naar het meer. Of het steile stenen bergpad in beide richtingen doen. Dat heb je met een smalle vallei die klimt van 1.000 naar 2.900 meter: je moet heen en terug.

Tot helemaal boven betekent dat een zware dagtocht van 27 kilometer. De eerste kilometers volgen we het vlakke wandelpad bovenop het ondergrondse kanaal van Engolasters. We klappertanden in het naaldwoud terwijl de hoofdstad beneden blinkt in de zon. ‘De zuidkant van de Pyreneeën is twee graden warmer dan de noordkant’, zegt Mark Crichton van Experiència en Muntanya.

 

De eerste vriesnacht markeert het einde van het paddenstoelenseizoen, wat eind september niet ongewoon is. Onze berggids wijst de laatste exemplaren aan. We proeven bergselder, leren dat sommige spechten klinken als parkieten, kijken bij Coll Jovell uit over de vallei van de Madriu, horen de rivier klateren, ontdekken gletsjersporen op de rotsen en bereiken tot slot Refuge Fontverd. Een poortje geeft toegang tot een ommuurde weide.

Langs weerszijden van het bergstroompje luieren koeien op het malse gras. ‘De tuin van Eden voor koeien en schapen’, zegt Mark. ‘De hoogte van de muurtjes is zeven keer de afstand tussen je gestrekte duim en wijsvinger. Daar kon het vee niet over springen. De vallei vertelt hoe de herders vroeger leefden. Elke lente trokken ze naar de bergweides. Er waren ontzettend veel schapen. Om de tweehonderd meter had je een orri. Daar overnachtten ze, bij de kudde.’

De hele herdersfamilie hokte samen in wat op een klamme, duistere stenen iglo lijkt. In harmonie leven met de natuur deed blijkbaar pijn. Zoals het steile, oneffen stenen bergpad mijn knieën teistert.

Maar de vallei prikkelt de verbeelding. Verlaten huizen, muren van droge steen, sporen van lawines. Ik wil het liefst blijven wandelen, er vertrekken paden in alle richtingen en slechts af en toe kruisen we andere wandelaars.

4. Baden: waar de warmste bronnen ontspringen

‘Al mijn klanten bezoeken Caldea’, zei Mark. Dat kan een reden zijn om de thermen van Andorra te mijden. Ze willen namelijk alle nationaliteiten tevreden stellen, wat leidt tot onfrisse toestanden zoals badpakken in de sauna. Zonde als je alles verder kraaknet houdt.

Je kan een Schots of een IJslands bad nemen, tussen een warm en een steenkoud bassin pendelen in een Indische tempel met olifanten of gezellig bruisen in het bubbelbad. De drie jacuzzi’s hangen als theekopjes boven het grote bad.

Zwem naar buiten en je ziet de lichtjes van de hoofdstad. Achter je rijst de tachtig meter hoge piek op van het glazen bergkristal waarin de thermen gevestigd zijn.

Het hete water, dat opwelt uit vijfendertig bronnen, geneest wonden, houdt je huid jong en ontspant je spieren. De gemeente Escaldes-Engordany is niet op het zuiden gericht omdat ze een natuurlijke centrale verwarming heeft. Ze sluit intussen aan bij de hoofdstad en het bergkristal domineert de vallei. Bij blitse architectuur past een bijzondere spa-ervaring, geen middelmaat.

Maak van je hart een steen en betaal vijfenzestig euro (!) per persoon voor Inúu, het nieuwe, luxueuze tweelingzusje van Caldea. Persoonlijk advies zit in de prijs. Inúu mikt op koppels die rust en privacy zoeken, de geplogenheden in de sauna of de hamam kennen en originele massages, peelings en andere pakkings naar waarde weten te schatten.

Bovendien is het befaamde pompelmoesbad van Caldea verhuisd naar Inúu. Klinkt als een bitter badje? Door je in te wrijven met de schil van de pompelmoes verwijder je oude huidcellen. Zoiets had een Andorrese herder niet kunnen verzinnen, maar de Japanners wel, en die worden nog stokouder.

 

5. Denken: waar de democratie uit de kast komt

Reizen om te leren is geweldig uit de mode, maar dat hoef je je niet aan te trekken. Reserveer dus je rondleiding in het Casa de la Vall en raak de democratie letterlijk aan. Andorra is het eerste land waar ik in de grondwet kan bladeren. Toegegeven, het is de Magna Carta niet. Hij dateert uit 1993, is op papier geprint en het exemplaar in het kantoor van de parlementsvoorzitter is slechts een kopie. Maar dat doet weinig af aan mijn fascinatie.

Dit moet het Madurodam van de democratie zijn: alle instellingen, in het klein, ondergebracht in een herenhuis uit 1580 in het hart van de hoofdstad. Als de torenklok luidde, ging het parlement in zitting. Als er rook uit de schouw kwam, draaide de kok een bergkoe aan het spit in de keuken. De elf meter hoge schouw verwarmde het hele gebouw. Andorra was toen nog een dagreis groot. De raadsleden kwamen meerdere dagen samen, sliepen op de zolderverdieping en aten in de keuken. Informeel overleg gebeurde toen niet in de wandelgangen, maar tussen de Catalaanse soep en de patatten.

 

Ideaal voor de scheiding der machten is het natuurlijk niet, als je maar de trap hoeft af te dalen om van het parlement naar de rechtszaal en de gevangenis te gaan. Tot 1993 begon elke zitting zelfs met een mis viering in de huiskapel. De grondwet, die in het gebouw zelf werd geschreven, maakte daar een eind aan.

Sinds 2011 vergadert het parlement in een nieuw gebouw. Daardoor staat de vijfhonderd jaar oude kast met de zeven sleutelgaten er wat verweesd bij. Naast de sleutelgaten staan de namen van de zeven Andorrese parochies. Pas als de raadsleden uit alle parochies aanwezig waren, kon de kast geopend worden en kon er geregeerd worden. Een bezienswaardige kast voor politici die denken dat democratie het systeem van de meerderheid tegen de minderheid is.

En keerden we blij en blozend terug?

Eerder gebruind, met gesprongen lippen en met heimwee naar de bergen: de plek waar je stevige, smakelijke Catalaanse kost achter de kiezen kan stoppen zonder dat je levensverwachting in het gedrang komt, als je overdag maar genoeg Pyreneeën verkent.

De volgende keer misschien. En dan lees ik ook verder in de Andorrese grondwet.

 

Andorra in cijfers

  • 468 km²
  • 85.000 inwoners
  • 7 parochies
  • 1 officiële taal, het Catalaans
  • 2 coprinsen als staatshoofden: de Franse president en de bisschop van Urgell (Catalonië)
  • 28 zetels in het parlement
  • 12-­koppig ceremonieel leger, 240 politieagenten en 120 brandweerlieden
  • 50 à 60 gedetineerden in de gevangenis
  • 84,2 jaar: gemiddelde levensverwachting voor wie vandaag wordt geboren
  • 1993: invoering van de grondwet
  • 700 jaar zonder een oorlog waarbij het leger in actie kwam
  • 33 % inwoners met de Andorrese nationaliteit
  • 303 km pistes in twee skidomeinen, Grandvalira en Vallnord
  • 10 miljoen toeristen per jaar, waarvan 7 miljoen in de winter
  • 805: Karel de Grote schenkt het grondgebied aan de Andorrezen (volgens de legende)
  • 1813: definitieve onafhankelijkheid
  • 9 dagen lang was de Litouwse avonturier Boris Skossyreff in 1934 koning Boris I van Andorra

Het einde van WOI in Andorra

In augustus 1914 verklaarde Andorra zoals veel Europese landen de oorlog aan het Duitse keizerrijk. In Berlijn deed dat niet veel stof opwaaien, en in Londen en Parijs al evenmin. Toen de strijdende partijen in 1919 het Vredesverdag van Versailles sloten, was de Andorrese oorlogsverklaring al vergeten. Het bergstaatje beëindigde de eerste Wereldoorlog met Duitsland pas officieel in 1958, wat geen beletsel was om tijdens de tweede Wereldoorlog neutraal te blijven. De nationale politie stond toen al in voor de veiligheid en het leger had alleen nog een ceremoniële functie.

In 1961 berichtte de New York Times dat Andorra 4,90 dollar aan defensie had besteed, aan losse patronen voor plechtigheden. Songwriter Malvina Reynolds vereeuwigde het nieuwtje in het folkliedje I want to go to Andorra. Folksinger Pete Seeger nam het meteen op en voegde twee strofes toe waarin hij de VS vroeg om het goede voorbeeld te volgen. Het Andorrese leger telt nog steeds twaalf manschappen, waarvan niemand de rang van soldaat heeft.

Tekst Gert Corremans - Foto’s Michaël Dehaspe

Dit artikel is verschenen in maart 2015.

 

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer