Onbekend Zuid-Afrika

10 minuten leestijd

De Grote en de Kleine Karoo zijn een heuvelachtige halfwoestijn. Dat klinkt niet aantrekkelijk, maar toch is het wilde westen van Zuid-Afrika spectaculair. Niet enkel door het woeste landschap, maar ook door de gastvrijheid van zijn bewoners. Want, zoals een local zegt: ‘In streken waar het leven hard is, hangen de mensen om te overleven aan elkaar.’

Tekst en foto’s Koen Driessens

reportage
  • Uitstappen en vakanties

Zuid-Afrika is een geval apart. Tot begin jaren 90 een internationale paria, vandaag een toeristische trekpleister. Het aantal Vlamingen dat het land bezoekt sinds de afschaffing van de apartheid 25 jaar geleden groeit jaarlijks. Toeristen vinden vooral hun weg naar de zuidwestelijke tuinroute, de big five van het Krugerpark in het noordoosten en de steden Kaapstad en Pretoria.

De N1, die beide steden verbindt, doorkruist de Karoo. De goed onderhouden asfaltweg begint vanuit Kaapstad met de 4 kilometer lange Huguenottunnel – naar de Franse hugenoten die van Zuid-Afrika een wijnland maakten. Kilometerslange hekken schermen de wijngaarden af tegen ongenode druivenplukkers, zowel mens als baviaan. Seizoenarbeiders trekken van druiven- naar citroenenoogst, voor 10 euro per dag. In alle lokale ondernemingen die we bezoeken – van een olijfgaard tot een fabriekje van (dure) siervoorwerpen uit struisvogeleierschalen – werken zwarten, maar de ondernemers zijn blank. Economisch is de segregatie er nog, al is elke vorm van werkgelegenheid een zegen in dit land met een werkloosheidspercentage van 27 procent.

Overstroming in een kurkdroog land

Naarmate de weg zich verder uitstrekt, opent het landschap zich. Aan de voet van kale rotsheuvels eisen stugge struikjes elk een apart stukje dor land voor zich. Een onwezenlijk ruw, maar fascinerend aards maanlandschap van grote leegte. Om niet over het hoofd gezien te worden door passanten, kondigen de schaarse nederzettingen zichzelf goed zichtbaar aan met op de donkere rotsheuvels hun naam in witte stenen.

Lainsburg is een van die plaatsjes. Een stad, want er is een postkantoor. En uiteraard enkele hervormde en gereformeerde kerken voor de drieduizend inwoners. En zelfs twee rivieren. De Baviaan en de Buffel lijken echter weggestroomd: hun beddingen staan kurkdroog. Al een paar jaar. Op vijf jaar tijd is er 50 procent minder regen gevallen. Niet enkel de Karoo kreunt onder de droogte, heel de Kaapprovincie rantsoeneert het waterverbruik: de bewoners worden aangemaand slechts anderhalve minuut te douchen, de wc te spoelen met afwaswater of een chemisch product (Albex No Flush bijvoorbeeld: ‘bespaar tot 6.800 liter per fles!’). De overal aanwezige ‘windpompen’ halen water diep uit de grond en maken het land toch geschikt voor beperkte landbouw en veeteelt. Veel blanke boeren ontvluchtten midden 19de eeuw de door de Britten gedomineerde Kaap en vestigden zich na hun Grote Trek in de streek, waar het Afrikaans bij blank en zwart de omgangstaal is.

Op the Day of the Buffalo was het helemaal anders. Daar waar het in een normaal jaar zowat 175 ml regent, viel in de bergen ten noorden van Lainsburg liefst 300 ml op één noodlottige dag in 1981. Op 25 januari, om 15 uur, veranderden de Baviaan en de Buffalo in kolkende modderstromen die buiten hun oevers traden en tientallen huizen en honderden inwoners meesleepten in hun razende vaart. Vandaag herinnert een Vloedmuseum aan de ramp die in de kleine gemeenschap 104 doden eiste en staan er geen huizen meer op de ‘oevers’ van de Buffel.

In een kuierkraal voor het museum heeft ‘Tant Poppie’ sinds jaar en dag een vaste plek. Samen met dochter Amy bakt ze er ‘roosterkoek’ voor de toeristen: een op open vuur gebakken ciabatta-achtig lekker vers brood, dat gevuld wordt met kaas of ‘boerewors’. ‘Als je iets doet, moet je het goed doen.’ De 63-jarige Rosaleen Elize van As doet het uit ‘oorlewingsdrang’: ze werd moeder op haar 14de, verloor haar eerste man, zit met een verlamde tweede man. ‘My leuse is nie verniet nie: uithou, aanhou, mondhou!’ Met dat laatste heeft ze het wat moeilijk, want het is een onstuitbare babbelkous. ‘Ik dank elke ochtend de Heer dat ik mijn handen uit de mouwen kan steken.’

Omheind camperpark

In de Dutch Reformed Church langs het museum moet ook om regen gebeden zijn, want het miezert zowaar lichtjes bij aankomst in het Karoo National Park. De hoge, afgevlakte toppen van de Grote Karoo en de vele fossielvondsten herinneren eraan dat het gebied ooit een prehistorische binnenzee was. Tien jaar nadat het reservaat – met hulp van de Nederlandse prins Bernhard – ingesteld werd, opende in 1989 een toeristenkamp in het park. Omheind uiteraard. Al houdt dat de koedoes niet tegen: de grote hertachtigen wagen zich dichter en dichter bij de cottages. Een ranger vertelt dat er eens een koedoe dwars door de omheining ging, achternagezeten door een leeuw... De in 2010 uitgezette leeuwenfamilie boert goed: ze is vandaag een 25-tal stuks groot. Het camperpark is sinds kort dan óók opgenomen in de omheining.

Alsof we persoonlijk de regen hebben meegebracht uit Europa worden we hartelijk ontvangen in Beaufort West, de stad bij het Nationaal Park en met haar 45.000 inwoners de officieuze hoofdstad van de Karoo. Halfweg tussen Kaapstad en Pretoria moet de stad het hebben van passanten. En van kleinvee: in ‘Cape Mohair’ worden schapen en geiten voor zowel hun vlees als hun wol gehouden. 60 procent van de wereldproductie van geitenmohair komt uit deze streek. Sophia Booley runt in Prince Albert een weverij: ‘Mohair is zachter dan schapenwol en sterker dan staal.’ Ze kan het weten: haar man is smid.

Percy Reynolds en zijn vrouw Karin Smet zijn de derde generatie boeren op de geiten- en schapenboerderij Grootdriefontein, bij Murraysburg. Hun 7.000 ha is een nationaal park op zich. En zo afgelegen dat ze volledig zelfredzaam zijn en hun zes kinderen thuisonderwijs krijgen. ‘Dat is zelfs beter voor de kinderen: zo leren ze vooral wat hen interesseert, én hebben ze hier – in tegenstelling tot een kostschool – de ruimte om kind te blijven.’ We trekken met de familie de heuvels in voor een braai, met veel lekker gekruid schaapsvlees en stokbrood (letterlijk: brooddeeg rond het uiteinde van een stok boven het open vuur gebakken, waar dan precies een worst in past). De kinderen jagen onder de rotsen naar schorpioenen. Na zonsondergang hobbelen we rechtop achter in hun ‘bakkie’ (pick-uptruck) terug naar de boerderij. Aan dit boerenleven kan ik wel wennen.

Wapens op de fiets

De stadslui van Beaufort Wes(t) pakken vooral uit met hun beroemdste zoon: dokter Barnard. De vader van de harttransplantatie groeide er op in de domineeswoning van zijn vader. Vandaag is die meticuleus ‘zoals in de tijd van’ ingericht. In hun kerk herinneren panelen aan de tijd dat apartheid de stad letterlijk verscheurde, toen de kleurlingen verplicht moesten verhuizen naar de bovenstad. De oude stadszaal naast de kerk is dan weer exclusief aan de dokter gewijd. Tussen zijn vele medailles en eredoctoraten ontroert een gehaakt kunstwerkje met de tekst ‘Dankie vir my nuwe leve’ nog het meest. Foto’s van Barnard met ‘rolprentsterren’ als Grace Kelly wijzen erop dat de dokter het had voor de dames, en ook weer niet: hij is drie keer gescheiden, de laatste keer nog enkele maanden voor zijn dood in 2001. Ondanks dit exponent van de vooruitgang is Beaufort West een frontierstadje gebleven: in de groezelig-gezellige fietsenwinkel achter het domineeshuis zijn ook wapens en munitie te koop. Handig, voor op de fiets.

Een oase van beschaving – en van groen – in de woestijn is daarentegen Matjiesfontein: letterlijk anderhalve straat klein, maar perfect bewaard uit de victoriaanse tijd. In 1884 begon de Schotse spoorwegingenieur James Douglas Logan hier een restaurant en later hotel voor de passagiers van de Cape Government Railways, die er passeert richting (de diamantmijnen van) Kimberley. De droge lucht op 1.000 m hoogte bleek bovendien weldadig te zijn voor astmalijders. Zo groeide Hotel Lord Milner – genoemd naar de provinciegouverneur – uit tot een kuuroord, bezocht door onder meer Rudyard Kipling. Met natuurlijk een heemkundig museum/brocanterie en een postkantoor, een pub, een roze kapel (‘marry in the church, divorce in the pub’) en een Transport Museum van autoverzamelaar en hoteleigenaar David Rawdon. ‘Baie mooi’, ‘nostalgies’ en ‘pragtig’ vonden bezoekers in het gastenboek.

Vaardig en waardig

Minder Bokrijk en meer belevenisvol is Prince Albert, aan de voet van de Swartberg Mountains: ‘n klein dorpie waar groot dinge gebeur’. Op de grens tussen de Grote en Kleine Karoo is het schilderachtige stadje in de vruchtbare ‘Queekvalleij’ altijd al een handelspost voor veehouders en landbouwers geweest. In een van de witte Hollands-Kaapse huizen vertelt nog maar eens een antiekcollectie – van allesverzamelaarster Fransie Harmse – de lokale geschiedenis: hoe van kolonisatie van de Swartbergpas en van goudzoeken er weinig in huis kwam, hoe het plaatsje het eerste gemengde rugbyteam kende, hoe ‘Piet Post’ er van ‘Maagzweer Piet’ en andere Pieten onderscheiden werd… 

Kansarmoede is er echter ook nog de realiteit. De Prince Albert Skills School vangt (zwarte) jongeren op die buiten het reguliere schoolsysteem vallen. Vrijwilligers onderwijzen 15 moeilijk opvoedbare jongens een jaar lang in ‘vaardigheid en waardigheid’, op het vlak van tuinieren, koken, lezen en schrijven, emotionele skills… We treffen ze, op uitstap in de Swartbergpas. Hun Vlaamse begeleiders hebben hun handen er vol mee.

Al net zo uitbundig gaat het eraan toe in de Restval primêre skool, de basisschool van Nelspoort, waar elke weekdag van halfacht tot iets na de middag 300 zwarte kleuters tot 14-jarigen school lopen. De gemeenschap heeft het niet breed: niet alle kinderen kunnen zich het schooluniform veroorloven. ‘Hier krijgen ze tenminste wel elke dag fruit, brood en warme groenten’, vertelt de directrice. ‘Na de lessen kunnen ze hier sporten.’ Vooral voetbal is populair onder de Khoi-kinderen. Het waren kinderen van de school die in de heuvels rotstekeningen van hun voorouders ontdekten. De gekraste tekeningen van dieren, zonnen en mensen zijn tot 12.000 jaar oud. Ook Britse soldaten lieten boodschappen achter op de zwarte rotsen, waarvan sommige hol klinken: een kwestie van resonantie. De ‘cong rocks’ of de ‘bushman’s piano’ werd er zelfs bespeeld door muzikant Johnny Clegg. ‘We dromen van een permanent platform tussen de rotsen, waar gemusiceerd en gedanst kan worden.’

We laten ze spelen en dansen, en verlaten de Grote Karoo via de Swartbergpas. De onverharde grindweg werd in de 19de eeuw aangelegd door dwangarbeiders en slingert tussen 2.000 m hoge toppen. Verbrande proteastruiken getuigen van felle bosbranden. In de zomer wordt hiking hier afgeraden wegens te heet. In de winter ligt er sneeuw. Van de top dalen we per mountainbike af naar de Kleine Karoo, richting Oudtshoorn, richting bewoonde wereld. We stillen er onze grote dorst met een fris Namibisch biertje.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer