Zeeland: Oesters

12 minuten leestijd

Daar waar het zoute zeewater de zoete bodem van het zuidelijke Nederland raakt, ontstaan heerlijke dingen. Na een lange strijd overwon Nederland daar het geweld van het wassende water, als extra kregen de Zeelanders er het lekkerste terroir bovenop. In het zilte Zeeland groeien mosselen en oesters, en wij voegen ons bij toeristen en gastronomen om te gaan proeven.

reportage
  • Uitstappen en vakanties

Windkracht 10

De kap over onze oren getrokken, zo lopen we tegen de wind in langs de Kattendijkse Oosterscheldedijk. Langs een kaarsrecht getrokken asfalten wandel- en fietspad. Kattendijk ligt aan de noordelijke zijde van Zuid-Beveland, en dat ligt op zijn beurt tussen de Westerschelde en Oosterschelde in. Putje Zeeland. Oosterschelde Windkracht 10, het boek dat we als jonkie verschillende keren na elkaar verslonden. Jan Terlouw schreef het tweedelige meesterwerk in 1976 en vertelt erin hoe de Nederlanders met koppige volharding vochten en het water overwonnen.

De Oosterscheldekering raakte pas tien jaar later klaar, maar beschermt sindsdien Zeeland tegen de soms al te driest tekeer gaande Noordzee die langs de Oosterschelde probeert om het land van onze noorderburen blank te zetten. Maar terwijl wij hier door de wind langs de Kattendijk wandelen, is het laagtij. We volgen het Hollestellepad. Een wandeling die ons langs Kloetinge, Kattendijke en Wemeldinge voert. Dit is voormalig poelgebied, maar na de werken van 1987 zijn de poelen drooggelegd. Op wat ‘holle stellen’ na, putten waar koeien zoet water kunnen drinken.

Zelf oesters plukken

We turen de Oosterschelde in. Zwart slib ligt te blinken in het tegenlicht. Scholeksters scheren brutaal en kwetterend over onze hoofden heen. Maar ondanks de nogal gure wind lijkt deze zondagochtendlijke plaats meer op de Stille Waters dan op een kolkend woest stuk natuur dat het land probeert binnen te dringen. We lopen verder oostwaarts. Enkele auto’s met Belgische nummerplaat staan langs de weg geparkeerd. Wandelaars trekken laarzen aan. We raken aan de praat. ‘We komen hier oesters rapen. Waarom zouden we die in Yerseke gaan kopen, als we ze zelf kunnen plukken bij laagwater? Wij weten wat we vanavond eten.’ Met emmers sjokken ze de zompige modder in. Die oesters: we komen er dadelijk nog uitgebreid op terug.

Aan de landzijde van het wandelpad ligt Kattendijke. Het lijkt alsof het dorp lager ligt dan de dijk. Zondagochtend, en alles is peis en vree. We laten de hard duwende fietsers die ons tegemoet komen gereden achter, en wandelen langs het Personeelspad het dorpje van niks binnen. Langs dat paadje liepen vroeger de arbeiders uit Kattendijke die in de Wilhelminapolder gingen werken. Jan Terlouws thema ruimt hier plaats voor Wim Sonnevelds Tuinpad van mijn vader.

Het dorp van de oude Nederlandse bard heeft nog altijd een kerk, een kar en een paard. Maar sinds enkele jaren heeft het dorp ook een chocolaterie. Emma Tissing is een Britse dame die op een Hollander verliefd werd, hem naar Zeeland volgde en haar passie voor chocolade in een klein, gezellig winkeltje omzette. Tussen de 500 andere bewoners in Kattendijke is Tissing een opvallend persoontje. Op basis van Callebautchocolade maakt ze heerlijke pralines die ze in heel Nederland, België en Duitsland verkoopt. ‘Zelfs al ligt mijn winkel in niemandsland, toch komen klanten van heinde en verre naar hier’.

Grote gegratineerde creuse

Tissing serveert ons een kop hete chocolademelk. Genoeg energie om verder langs de Oosterschelde te wandelen. Langs diezelfde oever ligt het veel bekendere Yerseke. Jean D’Hooge wacht op ons in zijn Oesterij langs de Havendijk. Een houten barak op palen boven het water, bulkend van verse oesters, mosselen en kreeften. Dit is het walhalla voor wie van zalig zilt houdt. Terwijl hij ons een glas Chablis serveert, vertelt D’Hooge honderduit over zijn passie voor de oester.

Die begint als een kleine larf, haalt kalk uit plankton, maakt haar eigen schelp, groeit, wordt zwaarder en zinkt naar de bodem van de Oosterschelde. ‘Daar wordt de oester groot, op een bedje van lege mosselschelpjes die we bij Prins & Dingemanse massaal aankopen. Na twee à vier jaar rijpen in de Oosterschelde of in het Grevelingenmeer is de oester klaar om geoogst te worden.’ Terwijl we van de wijn nippen, kijken we naar de bassins onder en rond ons. ‘Daar laten we de dieren een week liggen, zodat ze het zand kunnen uitspuwen. Ze worden ondertussen sterker, waardoor ze langer houdbaar zijn. Het bassin werkt op basis van de getijden in de Oosterschelde.’
Tijd om te proeven. Meteen leren we het verschil kennen tussen platte en holle oesters. D’Hooge: ‘De holle, die we ook vaak creuse noemen, kweken we in het Grevelingenmeer. Ze heeft een wat zachtere smaak dan de holle oester die we in de Oosterschelde kweken. De holle groeit sneller en heeft een andere vleesstructuur.’ Voor de echte kenners is de platte oester de koningin onder de oesters. Het gewicht en het formaat worden uitgedrukt in aantal nulletjes. D’Hooge legt die vreemde gang van zaken uit: ‘Als we de oesters sorteren en in houten bakjes verpakken, geven we ze een score van 00 tot 00000000. Het gewicht varieert daarbij van 50 tot 200 gram.’

Doe géén peper of citroen op je rauwe oester, dat is zonde.

We eten een grote gegratineerde creuse. Grote holle oesters zijn té groot om rauw te serveren. Het zijn eerder de fijne, kleinere platte die je rauw eet. ‘Doe dat dan naturel en niet te koud. Doe géén peper of citroen op je rauwe oester, dat is zonde’, horen we van Peter Oreel, de chef van de Oesterij. In het hoogseizoen (september tot april) steekt hij zo’n 2.000 oesters per dag open. ‘Citroen was vroeger een trucje om te zien of de oester nog leefde. Bij verse oesters is dat niet nodig. En als je er al peper op wil doen, neem dan zwarte peper.’

Hoe zat dat met dat libido?

Oreel ziet er met zijn Zeelandse en door de wind getekende kop een potige vent uit. Want o ja, oesters en libido: hoe zat dat nu ook weer? We haasten ons om op een zevende oester te knabbelen en genieten van de opvallende, sterke, zelfs wat bittere nasmaak van het platte exemplaar. We spoelen ze door met een glas Chablis en luisteren naar zijn korte antwoord. ‘Casanova was een negentiende-eeuwse vrouwenversierder die zo’n vijftig oesters per dag at. Vandaar… Laten we dat geloof dus maar in ere houden.’ De laatste oester die we proeven is gestoomd en op smaak gebracht met oosterse vinaigrette. De lekkerste? Dat vonden we de creuse die gebakken was met uitjes en met wat kaas gegratineerd.

Buikje vol, maar dat is niet erg. Oesters zijn gezond: ze zijn caloriearm en bevatten weinig vet. Ze zitten vol kalk, eiwitten en zink (en dat laatste zou dus goed zijn voor het libido). We kunnen dus met gerust gemoed verder wandelen langs de uitgestippelde routes van Zuid-Beveland. Alle routes zijn verzameld in het wandelnetwerk Hart van Zeeland. Het is een wemelend amalgaam van knooppunten die je naar hartenlust aan elkaar kan linken. Zelf knopen we ons op die manier tot in Wemeldinge.

Langs de feeërieke Dorpsstraat – die zo uit het decor van een oude Nederlandse film lijkt te komen – lopen we het centrum van dit kleine kustdorpje binnen. We monsteren gevels die het actieve verleden verraden: Coöperatieve. Boerenleenbank. Logement-Afspanning Billard. Een boer verkoopt in zijn voortuin walnoten: 2,50 euro voor een zak van honderd stuks. ‘Biologische kweek, mijnheer’. Het is opvallend rustig in dit schilderachtige dorpje. Ook de hervormde Maartenskerk (zonder Sint, uiteraard) van Wemeldinge is uiterst fraai. Op zondag gaat dominee D.H.J. Steenks hier voor. Hij houdt zijn gemeente op het rechte pad en doet dat in een kerkgebouw dat in een idyllisch stuk tuin gelegen is.

Het wandelen heeft ons weer hongerig gemaakt. Lunchen doen we in Gasterij Schoudee, achter de ruime en levendige jachthaven van Wemeldinge. De eigenaars runnen een camping die vooral bij Vlamingen erg in trek is. Als we verder wandelen, kijken we nog eenmaal achterom. We zien in de verte hoe de kerktoren van Wemeldinge kleiner wordt. Grappig, denken we: hoe hervormd het dorpje ook mag zijn, de toren staat - letterlijk - nog altijd wat scheef. Het zal wel toeval zijn.

 

De Gans van Goes

Een mens heeft natuurlijk meer nodig dan een stuk of wat oesters, een kom mosselen, een warme chocolademelk en een stevige wandeling. Tijd voor iets meer stedelijks. We checken in in hotel Katoen, centrum Goes. Goes ligt centraal op Zuid-Beveland, telt 26.000 inwoners en is verrassend levendig als je de opvallende desolaatheid van de buurt in overweging neemt. Hotel Brasserie Katoen weet die lichtjes hippe sfeer perfect weer te geven.
Terwijl we een lokaal gebrouwen tripel drinken (Gouden Gans, de Gans is het symbool van de stad), horen we dat hier vroeger een bleekveld lag: boerinnen lieten hier hun katoen en linnen bleken. Daarna was hier het historisch archief van Goes gevestigd, maar sinds 2015 staat hier een designhotel mét een behoorlijk lekkere brasserie. We duiken de fijne sauna in, en eten nadien die andere lekkernij die Zeeland op de kaart zet: mosselen. De brasserie heeft een open keuken, en het is telkens opnieuw boeiend om te zien hoe zo’n geoliede machine in no time lekkers op ons bord weet te toveren.
Valt er wat te beleven in Goes? O ja! We lopen de Wandeling door historisch Goes. We zien hoe katholiek en gereformeerd hier letterlijk tegenover elkaar staan, zo zuidelijk in Nederland: de Heilige Magdalenakerk en de Maria Magdalenakerk trekken elk hun eigen publiek. Maar Goes is overwegend protestants, en de heilige variant doet het dus wat minder goed. De Grote Markt viert z’n wekelijkse marktdag: het is er over de koppen lopen. In De Kluizenaar vragen we naar een portie bitterballen - hoe Hollands kan je als Vlaming proberen te zijn? - maar ‘…die hebben we niet. Wel oesters. Lekker met een glaasje champagne.’ We denken aan Casanova en weten niet meer precies hoeveel oesters we vandaag al gegeten hebben.

Zeeland hoeft niet altijd Windkracht 10 te zijn. Wim Sonnevelds ansichtkaart met kerk, kar en paard trekt evenzeer de fietsende toerist aan, die het niet zo op harde wind begrepen heeft.

We lopen over de Sint-Maartensbrug en zo verder langs de Grote Kade: een op-en-top Nederlands plaatje, realiseren we ons. Enkele plezierboten liggen rustig dobberend langs die kade. Prachtige gevels sieren de straatzijde. Het oudste gebouw van Goes is meteen ook het lekkerste restaurant van de stad: Karel V. In 1554 werd het grootste deel van de Turfkade door een brand verwoest. Een jaar later al was het pand op nummer 11 helemaal gerestaureerd. Karel V had medelijden met Goes en gaf de stad een jaar lang uitstel van belastingen. Als eerbetoon aan de Gentenaar werd dat pand naar hem genoemd.

Vandaag staat José Bal-Verbart hier haar culinaire mannetje. Karel V is zonder twijfel dé eetplaats van de stad. We eten heerlijk, alles is met lokale producten bereid. Josés man is Cees Bal, vertelt ze ondertussen met zwier. ‘Hij was de assistent van Eddy Merckx en won in 1974 de Ronde van Vlaanderen. Sindsdien komen hier geregeld oude vrienden dineren.’ Na de laatste slok Rioja Marques de Riscal volgt een lokaal gestookte oude Corenwijn. Lichtjes aarzelend schuifelen we terug richting Katoen.

Zeeland hoeft niet altijd Windkracht 10 te zijn. Wim Sonnevelds ansichtkaart met kerk, kar en paard trekt evenzeer de fietsende toerist aan, die het niet zo op harde wind begrepen heeft. We trappen met plezier wat kilometers van de themaroute Zilte Route langs mosselen en oesters. Geen betere manier om inzicht in mossel en oester te combineren met de natuurlijke schoonheid van het aantrekkelijke Zeeland. De trip is een goeie 50 kilometer lang en vertrekt uit Goes. We komen in plaatsen met schilderachtige namen als Kloetinge, Hansweert, Kruiningen en ’s-Gravenpolder. Maar we passeren ook nog eens in Yerseke. En dat is maar goed ook.

 

Trappen langs de Zilte Route

Het dorpje zelf is niet meteen rocking te noemen, maar de oesterputten maken alles goed. We lopen een laatste keer binnen in de Oesterij en slaan een voorraad oesters voor het thuisfront in. ‘We verpakken die in houten kistjes met zeewier. Die zorgen voor voldoende druk in het doosje, zodat de oesters niet open kunnen gaan.’ Of hij ons even wil tonen hoe je zonder gestuntel een oester opent? Met een oestermes doet hij ons dat vlotjes voor. ‘Wrik de oester aan de naad open. Snij een van de twee sluitspieren aan de onderkant open. Creëer ruimte aan de bovenkant, tot aan de tweede sluitspier. Blijf met je mes zo dicht mogelijk bij de schelprand. Ga nadien onderdoor zodat ook daar de oester loskomt. Laat er wat gruis uitlopen. En een belangrijke tip: als de oester helemaal los zit, draai je ze het best om. Want de onderzijde presenteert mooier.’

We slaan nog enkele kilo’s mosselen in en een doos huisbereide kreeftensoep. Alles verdwijnt in de koffer. Als de voorraad op is, weten we dat Yerseke niet ver van Gent ligt. Een hele geruststelling voor een Casanova die zonder oesters zou komen te zitten.

Tekst Aart De Zitter – foto’s Thomas De Boever

Dit artikels is verschenen in december 2017. 

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer