Stappen door ruig Spanje

11 minuten leestijd

Het Parque Nacional de los Picos de Europa is volgens Pasar-reporter Kris Clerckx een van de meest onderschatte reisbestemmingen van Europa. Hij verkende het natuurpark in het noorden van Spanje te voet.

reportage
  • Wandelen

Een bergdorp dat volgens de Japanners in Zwitserland ligt, fruitgaarden die beren lokken, en een dorpje dat je voor 100.000 euro kan kopen (!): in het nationaal park Picos de Europa stap je door prachtige natuur én langs intrigerende stops. Als je dit onherbergzame Spaanse gebied eenmaal hebt ontdekt, wil je nooit meer naar een costa.

De natuur dicteert het leven in en rond de bergen van de Picos de Europa, die al meer dan een eeuw als nationaal park zijn erkend. Die langdurige bescherming heeft ertoe geleid dat in deze streek heel weinig wegen en industriële infrastructuur zijn aangelegd. En dat ervaren we al meteen bij aankomst. Op weg naar onze uitvalsbasis Potes, gelegen in de vallei van Liébana, zadelen wegenwerken op de belangrijkste toegangsweg ons op met een omweg van bijna twee uur.

Even klinkt gevloek in onze huurauto, maar het alternatieve traject door de Valle del Nansa en over de 1.300 meter hoge Puerto de Piedrasluengas zorgt voor scherpe haarspeldbochten en prachtige uitzichten op de messcherpe toppen van de Picos de Europa. Wow, wat een grandioos decor! Bovendien is het een dag met een heldere hemel, veeleer zeldzaam in dit gebied. Door de ligging vlak bij de Noord-Spaanse kust en de extreme hoogteverschillen heeft het gebergte van de Picos de Europa zich ontpopt tot een klimatologische doelman, die elke wolk van over zee uit de lucht plukt en eventjes klem houdt. Neem dat regenvestje dus maar mee op wandelvakantie. En steek het bovenaan in de rugzak!

Relatie tussen mens en beer

Potes telt iets meer dan duizend inwoners en is het drukste toeristencentrum in de vallei van Liébana. Winkels, restaurants en cafés met gezellige terrasjes plakken er tegen elkaar aan. De smalle, met kasseien geplaveide straatjes vormen een gezellig doolhof, waaruit je enkel lijkt te kunnen ontsnappen door de loop van de Río Quiviesa te volgen. Aan de hoge brug over de rivier prijkt een middeleeuwse donjon, waar tegenwoordig een collectie religieuze handschriften bewaard ligt. Er net naast stappen we binnen in het Casa del Oso en Liébana (Huis van de Beer). Dit nieuwe bezoekerscentrum focust op de relatie tussen mens en beer, en hoe die in de voorbije decennia is veranderd.

Het Casa del Oso en Liébana kwam er op initiatief van de Fundación Oso Pardo, een ngo die zich sinds de jaren negentig bezighoudt met de bescherming van de bruine beer in Spanje. En met best indrukwekkende resultaten. ‘Momenteel leven er hier meer dan veertig bruine beren’, weet Juan Carlos Garcia Codron, een van de onderzoekers bij de Fundación Oso Pardo. ‘Hun aantal stijgt en dat is goed nieuws. Inwoners van de streek zijn fier op de aanwezigheid van de beer, die symbool staat voor een uitzonderlijk waardevol leefmilieu. En dat is een reuzegroot verschil met de situatie van een eeuw geleden, toen edellieden de beer als jachttrofee zagen. Landbouwers en veehouders deden er lange tijd alles aan om de beer uit te roeien.’

Foto’s in het Casa del Oso herinneren aan die bittere tijden. Je ziet hoe een groepje jagers pronkt met een neergeschoten beer aan hun voeten. En in een vitrine liggen kolossale berenvallen uitgestald. ‘Toch is de beer nog niet gered’, waarschuwt Juan Carlos, terwijl hij ons verder rondleidt. ‘Een van de moeilijkheden is het alsmaar drukkere autoverkeer en de toename van andere menselijke activiteiten, die de beren afschrikken. Bijgevolg raken ze heel moeilijk verspreid, waardoor er voorlopig een te beperkte genetische uitwisseling is. Zeker hier in Cantabria. In de bergen van Asturias leven er vier keer meer beren, maar die raken daar niet zo gemakkelijk weg.’ Om die genetische uitwisseling te vergemakkelijken, werkt de Fundación Oso Pardo aan een netwerk van kleinere bossen, waarlangs de beren zich veiliger kunnen verplaatsen. Noem het een liefdespad voor beren.  

Haartjes aan een prikkeldraad

Uitzonderlijk mogen we in de omgeving van Potes mee op een patrouilletocht van de  Fundación Oso Pardo. Nadrukkelijk vraagt Begoña Brezosa, biologe en leidster van de patrouille, om niet te vermelden waar we precies op zoek gaan naar berensporen. En dat kunnen we alleen maar respecteren. De eerste aanwijzingen, die erop duiden dat we op het juiste spoor zitten, zijn haartjes aan een prikkeldraad. Nog wat verderop stappen we bijna in uitwerpselen. Begoña toont ons de onverteerde kersenpitten en neemt een staaltje ervan mee voor verder onderzoek. ‘De Cantabrische bruine beer eet vegetarisch’, legt Begoña uit. ‘De beren zijn gek op kersen en dus zoeken we ze in de zomermaanden vaak in de buurt van fruitgaarden.’ Een strategie die vruchten afwerpt. Op een paadje tussen een rivier en fruitgaard zien we opvallend veel afgebroken takken, en nog wat verderop bevindt zich een afdruk van een berenpoot.

Met zoveel aanwijzingen beginnen we echt te geloven dat we op het punt staan om een beer te spotten. Maar dat optimisme blijkt te voorbarig. ‘De beer beslist zelf’, reageert Begoña, die ons lichtjes uitlacht om ons overdreven optimisme. ‘De kans is heel groot dat de beer ons nu beloert. Maar hij houdt zich verborgen. Voor jullie nu misschien vervelend, maar mij fascineert dat.’ En Begoña krijgt gelijk. Uren later hebben de berensporen ons al naar het andere eind van de vallei geleid. Maar nog altijd geen beer gespot. En bovendien hebben we ook nog de pech dat het weer omslaat. Onweerswolken komen opzetten en terwijl Begoña haar superverrekijker opbergt, verlichten bliksemschichten de lucht. Neen, de beer gaan we vandaag niet meer zien.

Mooiste dorp van Cantabria

Een dag later nemen Virginia Fernandez en Jorge Garzon van Naturea Cantabria ons op sleeptouw. ‘Met onze organisatie doen we aan plattelands- en natuurontwikkeling’, legt Jorge uit. ‘Veel bergdorpen in Cantabria ontvolken. Jongeren kiezen voor een leven in de stad, waar meer goedbetaalde jobs zijn. Maar met geld en subsidies alleen hou je ze niet hier. Jongeren zijn niet meer gemotiveerd om aan landbouw te doen en zo het ecosysteem te bewaren. Wij proberen in te spelen op wat er gebeurt en benadrukken bij de inwoners het belang van een gedifferentieerd ecosysteem. Door steun te geven aan projecten die landbouw en toerisme combineren, helpen we de lokale bevolking zich weer met hun territorium verbonden te voelen.’

Voorts organiseert Naturea Cantabria begeleide natuurwandelingen voor kleinere groepen tot 16 personen. Onze eerste tocht onder hun leiding start in Tudes, dat enkele jaren geleden tot mooiste dorp van Cantabria werd uitgeroepen. Tudes blijkt een dorpje met amper dertig inwoners, die in opvallend goed bewaarde huizen uit de zestiende eeuw wonen. Naar een cafeetje of winkeltje is het tevergeefs zoeken, maar voor wandelaars is er gelukkig wel goede bewegwijzering aangebracht. Wij volgen de pijlen met rode kruisjes in de richting van de vallei van Liébana. Na ongeveer een kilometer bereiken we het spookdorp Porcieda dat te koop staat. Voor wie interesse zou hebben: de drie vervallen huizen met bijbehorende stal staan te koop voor een som van om en bij de 100.000 euro. Opgelet: restauratiekosten niet inbegrepen!

De leegstand in Porcieda contrasteert met de gedachte dat deze plek ooit een levendig dorp was. Op nauwelijks enkele stappen van Porcieda botsen we bovendien ook nog op de ruïnes van een voormalig klooster, waar in de middeleeuwen pelgrims hebben overnacht op hun weg naar Santiago de Compostela.

Schuilplaats voor de laatste christenen

Over historische wandelpaden bereiken we na twee uur wandelen, door een bos met veel kurkbomen, het Monasterio Santo Toribio de Liébana. ‘Dit is een van de heilige plaatsen van het christendom’, weet gids Virginia. ‘In het klooster bevindt zich een van de stukjes van het kruis waaraan Jezus is gestorven. Het relikwie kwam hier terecht ten tijde van de Reconquista. De dalen en de bergen van de Picos de Europa fungeerden toen als schuilplaats voor de laatste christenen op het Iberische schiereiland.’ 

Een van de andere wandelingen van de organisatie Naturea Cantabria leidt naar het Cruz de Viorna, waar onze gidsen ons het mooiste panorama over het dal van de Liébana en de skyline van de Picos de Europa willen tonen. Helaas verzeilen we op weg naar die bergtop in een wel heel dichte mist. Op de top bedraagt de zichtbaarheid uiteindelijk slechts vijf meter… daar staan we dan. Echt pech.

Later op de dag zit er geen weersverbetering in, al houden we er na het proeven van een lokaal likeurtje wel de moed in. We trekken nog naar het bergdorpje Mogrovejo, dat ook al eens een jaar lang de titel van mooiste dorp van Cantabria mocht dragen. Een Japanse filmmaker koos het dorp uit voor een verfilming van het leven van het wereldberoemde bergmeisje Heidi. En zo staat dit Spaans dorp voor een Japans publiek bekend als een stukje Zwitserland. Dankzij al die aandacht heeft Mogrovejo de voorbije jaren opvallend meer bezoekers over de vloer gekregen, waarna de plaatselijke bestuurders beslisten om de straten van hun dorp te vernieuwen. Een wat ondoordachte beslissing, want net die nieuwe laag glanzend asfalt verbrodt de zo vermaarde authenticiteit van Mogrovejo. 

Piek van de Picos

De strafste wandeling houden we voor het eind van de trip. En gelukkig zit het weer dit keer wel mee. Uitgerust met wandelstokken en een goed gevulde rugzak volgen we de GR 202, die onder de naam ‘Ruta de la Reconquista’ de Picos de Europa doorkruist. Vanuit de vallei van Liébana tot in het Asturische Covadonga betekent dat een trekking van vier dagen, waarvan we het eerste en meest toegankelijke deel afleggen. In de aanvangskilometers gaat het zachtjes bergop, pas vanaf het dorpje Espinama zorgt het klimwerk voor zweetdruppels op het aangezicht.

Na de passage door het gehucht Majada de Tobin laten we de bewoonde wereld helemaal achter ons en staan we er alleen voor in het hooggebergte. Al valt dat in dit deel van de Picos de Europa allemaal nog goed mee: een breed wandelpad, duidelijke bewegwijzering, en op het kale plateau van Puertos de Aliva stappen we in de stralende zon met een temperatuur van 25 graden. Heerlijk. Na een namiddag non-stop klimmen, ter hoogte van de kapel ter ere van de Virgen de las Nieves, zien we ons overnachtingspunt: Hotel Aliva, gelegen op een hoogte van 1.660 m. Op een internetverbinding hoef je hier niet te rekenen, maar in de cafetaria van dit berghotel kan je wel nog de belangrijke voetbalwedstrijden op televisie volgen. In ons geval: België-Engeland tijdens het WK. De ruime kamers en de lekkere keuken maken van dit berghotel een comfortabele plek om de hoogste pieken van de Picos de Europa te verkennen. 

Wie het minder begrepen heeft op lange bergwandelingen, neemt de kabellift van Fuente Dé. In amper 5 minuten overbrugt die een hoogte van bijna 1.000 meter, rakelings langs een steile rotswand, tot op een hoogte van 1.850 meter. Vanaf het eindstation van de kabellift stap je in een uurtje naar het berghotel van Aliva. Onderweg op dit traject – in overwegend dalende lijn – is het puur genieten van het uitzicht op de hoogste toppen van de Picos de Europa, die er op deze grote hoogte nog spectaculairder uitzien. Pas hier besef je ten volle dat het Parque Nacional de los Picos de Europa een van de meest onderschatte reisbestemmingen van Europa is. En uiteindelijk is dat misschien nog een goede zaak voor de duurzaamheid van het toerisme in dit heel waardevolle, maar fragiele natuurgebied.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer