Citytrip naar Den Haag

10 minuten leestijd

Zeer leefbaar, met een autovrij centrum waar de fietser regeert. Leuk en interessant om te bezoeken, fietsend van het ene museum naar het andere en tot bij het strand van Scheveningen. Dat is Den Haag, de administratieve hoofdstad van Nederland. De echte toeristische geschiedenis van Scheveningen begon in 1818 met het badhuis, want ‘ter regter tijd in zeewater baden, versterkt het lichaam’.

 

reportage
  • Uitstappen en vakanties
Den Haag

‘Daar zie je de werkkamer van onze minister-president’, zegt Remco Dörr en hij wijst op het torentje aan de andere kant van de Hofvijver. ‘Premier Rutte gaat er dikwijls met de fiets naartoe. Dat vinden de mensen hier gewoon, met uitzondering van de toeristen uit Azië, die opkijken van het open karakter van het Binnenhof, het parlementaire hart van Nederland.’

Remco is mijn stadsgids, een belezen man die zijn Den Haag als geen ander kent en daarom door de toeristische dienst van de stad werd aangezocht om de thematische wandelbrochures te schrijven. Hierin lees je onder meer dat er in het stadswapen een ooievaar in natuurlijke kleuren staat, met één been geheven en een slang in de bek. Niemand kent de oorsprong van de Haagse ooievaar, maar je ziet hem overal, pronkend op de toren van de kerk, als decoratie tegen gevels of in glasramen. In het middeleeuwse Den Haag was de ooievaar een vertrouwd beeld en hij werd aangezien als een geluksbrenger.

‘Wat je zeker moet weten over mijn stad’, zegt Remco, ‘is dat er Hagenaars en Hagenezen zijn. Officieel ben je een Hagenees als je binnen de 17de-eeuwse grachtengordel bent geboren en je bent Hagenaar als je daarbuiten bent geboren. Louis Couperus bijvoorbeeld was geen Hagenaar, want hij werd geboren aan de Mauritskade.’ Tegenwoordig is er nog een grens tussen Hagenaars en Hagenezen. De Laan van Meerdervoort vormt die scheidingslijn, overigens de langste laan van het land.

Ten noorden wonen de Hagenaren, in villa’s en grote huizen, hoog en veilig op de duinen. Ten zuiden wonen de Hagenezen, in bescheiden woningen, in het vochtige veen. De grote migrantengemeenschap vind je dus in het zuiden van de stad, de overheidsambtenaren en diplomaten wonen in het noorden, richting zee. Hagenaren en Hagenezen spreken letterlijk én niet zelden ook figuurlijk een andere taal, een ander dialect.

Verborgen hofjes

Het oude Die Haeghe, dat vanaf de 17de eeuw deftig klinkend ’s Gravenhage werd genoemd – des Graven haage –, is op de duinen gebouwd, vandaar dat er geen rechte straten zijn. Verspreid over de stad liggen de hofjes, goed verdoken aan het eind van een steegje of achter een poortje waar je helemaal geen buurtschapje vermoedt.

Honderdvijftig jaar geleden woonde een kwart van de bevolking in een hofje. Vandaag blijven er nog circa honderd over. Je kunt de mooiste zien als je het traject van de Hofjeswandeling volgt. Dan kom je zeker bij het hofje Rusthof in de Parkstraat, dat in 1841 werd gesticht door Elisabeth Groen van Prinsterer-van der Hoop, of Betsy zoals ze werd genoemd.

Zij was een zeer bemiddelde protestantse, die ook buiten de kerk een positief christelijk getuigenis wilde geven, een werk van barmhartigheid dus. In de huisjes - eerst acht en later achttien - konden alleen vrouwen boven de 55 jaar wonen. Ze moesten een protestantse geloofsovertuiging hebben en zich geroepen voelen 'elkander te dienen in liefde'. Ook vandaag kunnen alleen vrouwen in het Rusthof wonen.

 

Zien en gezien worden

Het Lange Voorhout is een van de bekendste en mooiste straten van Den Haag. Je kunt het ook een dreef noemen, zeker sinds Keizer Karel V in 1536 de opdracht gaf om hier rijen lindebomen te planten. In de Gouden Eeuw was het Voorhout het trefpunt van de Haagse beau monde, die er slenterde in de schaduw van de linden. Het was in de tijd dat de Verenigde OostIndische Compagnie, kortweg VOC, werd opgericht.

Adellijke families en al wie vermogend werd dankzij het destijds grootste handelsbedrijf ter wereld, wou aan het Voorhout worden gezien. Lees over het Lange Voorhout en je komt alles aan de weet over de geschiedenis van de Nederlanden en koninklijk Den Haag, sinds 1815 de residentiestad van het koningshuis Oranje-Nassau.

Als je wandelt over het Lange Voorhout, kun je je het leven van vroeger rond de statige panden, nu rijksmonumenten, gemakkelijk voorstellen. Met wat verbeelding zie je weer de poetsvrouwen, die de koperen naamplaatjes opblinken en de rijtuigen die gasten vervoeren tot bij het Hotel des Indes dat er nog altijd staat. Wie Berlijn wat kent, zal ongetwijfeld aan Unter den Linden denken. Het is inderdaad een kopie van het Lange Voorhout, geëxporteerd door de Duitse keizer Wilhelm I.

 

Chinatown en Joodse buurt

Het is heerlijk fietsen in Den Haag, laverend tussen de voetgangers in het Hofkwartier, van de ene bezienswaardigheid naar de andere. In de buurt van Paleis Noordeinde, het werkpaleis van koning Willem-Alexander, staat een rij adellijke woningen, die je helaas niet kunt bezoeken. Er is één uitzondering, het gebouw waarin Pizza Hut is gevestigd. De restaurantketen heeft in dit filiaal de oorspronkelijke, pronkerige inrichting behouden.

De toeristische dienst van Den Haag plaatst Chinatown bij de niet te missen bezienswaardigheden van de stad. Dat kan niet anders dan om louter commerciële redenen zijn, want de Chinese straat, geprangd tussen twee kitscherige Chinese poorten, stelt niet veel voor en ligt daarenboven midden de vroegere Joodse buurt.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden 15.000 Haagse Joden afgevoerd naar de uitroeiingskampen van de nazi’s. Ga dus beter niet op zoek naar Aziatische restaurants of acupuncturisten, verken beter de vroegere Joodse buurt. Mijn gids Remco Dörr schreef er een mooie tekst over, gebundeld in een brochure die je in het VVV-kantoor kunt ophalen.

Ik fiets via de Grote Synagoge en de vroegere fabriek van matsebrood naar het Rabbijn Maarsenplein. Midden op dit voormalige schoolplein staat het Joods Kindermonument. Het werd in 2006 onthuld ter herinnering aan de 1.700 weggevoerde Haagse Joodse kinderen.

Het monument in de vorm van trappen of ladders als opgestapelde lege stoelen vormt een klimtoestel waarop kinderen kunnen spelen. In de klimstoelen zijn 400 voornamen en leeftijden van weggevoerde kinderen gegraveerd. Ook de Nieuwe Kerk, voltooid in 1656, staat in de wijk die nu als Chinatown wordt gepromoot.

In de tuin rond de kerk bevindt zich het grafmonument van Spinoza. De Joodse filosoof woonde een tijd in Den Haag waar hij in een huis aan de Paviljoensgracht is gestorven in 1677. Tegenover het Spinozahuis, dat je na afspraak kunt bezoeken, staat een mooi standbeeld van de filosoof, zittend in denkhouding. Het beeld werd in 1880 onthuld en tijdens de Duitse bezetting van Den Haag ongemoeid gelaten.

 

Biesieklette

Het is opvallend stil in het centrum van Den Haag. Dat komt omdat auto’s worden geweerd in het ‘koninkrijk van de fietsers’ waar verder alleen trams rustig af en aan kunnen rijden.

Onvoorstelbaar hoe de fietser wordt verwend. De idee achter het fietsbeleid van de stad is het continu verbeteren van de fietsinfrastructuur, want dat is de basis voor de groei van het fietsverkeer.

Zo zie je overal bewaakte fietsbewaarplaatsen waar je de tweewieler kunt stallen voor een prikje. ‘Biesieklette’ is de naam van dat netwerk en de Hagenaars en Hagenezen kopen een parkeerpasje dat een jaar lang geldig is.

Dat fietsbeleid is typerend voor het hedendaagse Den Haag waar ook plaats is voor moderne architectuur, zeker in de publieke, bestuurlijke en culturele sector. Voor een bezoek aan de stad in het teken van architectuur heb je meer dan één dag nodig

 

 

Neem de fiets en parkeer hem veilig in de Biesieklette naast het stadhuis van Den Haag dat vanwege zijn open karakter de Huiskamer van Den Haag wordt genoemd.

Het is een ontwerp van de Amerikaanse architect Richard Meier, een imponerende constructie met het grootste atrium van Nederland.

Ook een bezoek waard zijn de twee tramhaltes van de Haagse Tramtunnel, ontworpen door Rem Koolhaas. De perrons zijn van hout en er worden archeologische voorwerpen tentoongesteld die bij de werken zijn gevonden.

Museumstad

Van de vele musea die Den Haag rijk is, zijn er enkele waaraan je moeilijk voorbij kunt. In het Mauritshuis hangt een wereldberoemde verzameling schilderijen van grote meesters uit de Gouden Eeuw. Het Mauritshuis wordt gerenoveerd en opent medio 2014 opnieuw zijn deuren. Intussen hangen enkele topwerken van Vermeer, Rembrandt en Frans Hals in het Gemeentemuseum Den Haag, dat ook niet mag ontbreken op het reisprogramma.

Er is het Museum Mesdag, met schilderijen van de Haagse School en het verbazingwekkende Panorama Mesdag. Het schilderij, 14 meter hoog en 120 meter in de rondte, toont Scheveningen anno 1880. De bezoeker staat in het midden van het paviljoen en heeft de indruk vanop een duintop naar een panorama te kijken, tot ver over zee, tot bij de torens van Den Haag. Toch is het schilderij slechts 14 meter van het uitkijkpunt verwijderd.

 

De roots van het toerisme

De bekende badplaats Scheveningen is een stadsdeel van Den Haag en ligt vijf kilometer van het centrum. Met tram 1 sta je in een mum van tijd aan het strand, maar het is nog leuker om er naartoe te fietsen, door het Haagse bos en de villawijken.

Scheveningen was tot 1800 een dorpje met wat vissershuizen en een kerk. Den Haag was toen ver weg, moeilijk bereikbaar door de duinen. De Haagse schoolmeester David Beck schreef aan het begin van de 17de eeuw over een uitstap ‘naer Schevelinge om te zeeluchtien, wiesschen de voeten in de zee, wandelen half uyrken langs het strant, droncken een kanneken tot de schout ende quamen ten acht uijren thuijs’.

Door de aanleg van een stenen straat, de Zeestraat, in 1665, was de zee makkelijker bereikbaar. Dat zorgde voor enige Haagse bedrijvigheid in Scheveningen en het Hof van Holland opende zijn deuren met zes gastenkamers en een ruimte om de paarden te stallen. De echte toeristische geschiedenis van Scheveningen begon pas in 1818, toen het badhuis werd geopend.

Baden in zee werd toegestaan, want er werd vastgesteld dat ‘de zeebaden eenen weldadigen invloed hebben tot behoud van den welstand en gezondheid van hen die dat voorrecht ongestoord genieten, maar ook heilzame gevolgen veroorzaken tot wegneming van veele ziekten. Ter regter tijd in zeewater baden, versterkt het lichaam’.

Scheveningen was dus eerst een kuuroord en pas later een badplaats. De aanleg van spoorlijnen heeft daarbij een grote rol gespeeld. Met de trein kwamen hoge ambtenaren, officieren en handelaars naar Scheveningen en vanaf 1856 werden de eerste strandstoelen verhuurd.

Er werden in snel tempo hotels gebouwd en op het einde van de 19de eeuw was Scheveningen op zondag eivol met ‘ieder wiens beurs het toelaat zich daar neder te zetten’, zo schreef het Algemeen Handelsblad. In 1885 werd het Kurhaus geopend, met 120 kamers, twee restaurants en een grote concertzaal.

Leden van de Europese vorstenhuizen reisden naar Scheveningen en in hun spoor iedereen met macht en glamour. Het volkje paradeerde op de dijk en op de pier, gebouwd naar het voorbeeld van de allereerste pier op het Europese vasteland, die van Blankenberge.

Van het oude Scheveningen is weinig overgebleven, maar het is er nog altijd superdruk en gezellig, zeker op zonnige dagen. Je kunt nog steeds flaneren, op de dijk langs het strand, en wil je in een rustige omgeving zonnen en baden, dan ga je naar het Zuiderstrand voorbij de haven. Is het geen strandweer, wat hier niet uitzonderlijk is, dan kun je het Museum Beelden aan Zee bezoeken. Er lopen daar tal van boeiende tijdelijke tentoonstellingen.

 

Lekker weg

Na de zon en de zee en de drukte van Scheveningen fiets ik door het groen terug naar Den Haag. Je kunt natuurlijk aan zee blijven en een van de visrestaurants aan de haven proberen, maar ik verkies de gezelligheid van de Haagse binnenstad en van een prijsgunstiger eethuis. Voor het aperitief zit ik op een terrasje van de Haagsche Bluf, een oude passage verbouwd tot een merkwaardig winkelcentrum.

Op het binnenplein staan panden waarvan de gevel een kopie is van een bekende gevel elders in het land. In Den Haag kun je ook heerlijk Indonesisch eten.

Restaurant Soeboer, aan de Brouwersgracht, is al vijftig jaar een begrip voor de liefhebber van de Javaanse keuken. De inrichting is heel eenvoudig, de bediening vriendelijk en je eet er voor een prikje. Ook Restaurant Garoeda aan de Kneuterdijk is een aanrader en het is al meer dan een halve eeuw een vaste waarde in Den Haag.

Probeer de copieuze rijsttafel en drink er een bintangbier bij, heerlijk! Nadat de ober je een selemat jalan heeft toegewenst, maak je nog een wandeling langs Het Lange Voorhout. Een mooiere afsluiter van een dag of een verblijf in Den Haag kan men zich hier, onder de linden, niet voorstellen.

Tekst Joris Verbeure - Foto’s Daniël Rys

Dit artikel is verschenen in januari 2014.

 

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer