Citytrip naar Edinburgh

9 minuten leestijd

Van middeleeuwse kasseistraatjes over strak neo classicistische gevels tot een dorpsgevoel langs de rivier Water of Leith: de hoofdstad van Schotland heeft vele gezichten. Een afwisselende stadswandeling leidt van de machtscentra naar het platteland, gekruid met boerenmarkten, lokale gastronomie en a wee dram.

reportage
  • Uitstappen en vakanties

‘Edinburgh, een geweldige stad om te drinken’, lees ik in mijn reisgids. Verbaast dat, in de hoofdstad van Schotland, producent van de meest gedronken sterke drank ter wereld? Talloze pubs telt de stad. Waar kan je de ziel van een volk beter doorgronden dan aan de toog? Eerste halte: de Bow Bar, een antiek café met houten lambriseringen, livemuziek en keuze uit 150 whisky’s.

Opvallend: anders dan thuis heeft volksmuziek hier geen duf imago. Erg jong én stokoud genieten in de gezellige drukte van de opzwepende folk. ‘Wat ben je aan het drinken?’ vraagt een toevallige tafelgenoot. De nieuwsgierige muzikant heeft net een optreden achter de rug. Tussen twee sessies door slaat hij snel een glas achterover. Mijn keuze kan zijn goedkeuring niet wegdragen. ‘Een vrouwendrank, zacht maar zonder karakter, goed voor beginners’, smaalt hij.

 

Is dat geen heiligschennis, whisky met water aanlengen? Blijkbaar niet hier.

De kenner haast zich naar de toog om twee glazen en een karaf water. ‘A wee dram, een slok whisky’, lacht zijn vrouw. ‘Elk excuus om er nog één te drinken is goed’.

Norman keert terug met zijn keuze: ‘Laphroaigh, van het eiland Islay, bekend om zijn rokerige karakter.’ De geur van brandende turf walmt uit het glas.

Hij giet een scheutje water in de gouden drank. Is dat geen heiligschennis, whisky met water aanlengen? ‘Weet je, tijdens een boswandeling ruik je het gras, de harsige geur van de dennen, je ruikt het bos. Maar na een regenbui geurt het veel intenser, heviger, opgefrist. Zo gaat het ook met deze whisky. Het water maakt de aroma’s los, de smaken komen vrij.’

Op café zitten en bijleren: Schotland steelt dadelijk mijn hart.

Kapel met hondenkerkhof

Castle Rock, het strategisch gelegen fort op een vulkanische klif, was tot 1018 de zuidelijkste grenspost van het land. Voor toeristen is dit nu hét vertrekpunt voor een verkenning van de stad. Het kasteel, een complex van fortificaties, poortgebouwen en militaire barakken, getuigt van duizend jaar verbouwingen en restauratie.

St. Margaret’s Chapel, een klein Normandisch kerkje uit de twaalfde eeuw, is het oudste nog resterende bouwwerk van het kasteel en van de stad. Vanaf de kantelen voor de kapel heb je het mooiste uitzicht over de hoofdstad, met aan je voeten een hoogst originele begraafplaats: een hondenkerkhof.

Hier liggen de dieren die het harde leven van de soldaten vroeger in het kasteel een beetje opvrolijkten. Japanse toeristen klikken er lustig op los en joelen als klokslag één uur een kanonschot weerklinkt, een dagelijks ritueel.

Hogerop, in het paleis, kan je door ridderzalen en de slaapkamer van Maria, koningin van de Schotten, dwalen.

Hoogtepunt van het paleisbezoek zijn de kroonjuwelen, het symbool van de Schotse staat.

Bij de kroning van koning Karel II in 1651 werden de rijkelijk met edelstenen versierde scepter, kroon en zwaard voor het laatst gebruikt.

Eeuwenlang verdwenen de kroonjuwelen in de vergetelheid, tot Sir Walter Scott (schrijver van Ivanhoe en uitvinder van de historische roman) ze aan het begin van de negentiende eeuw herontdekte.

Is het daarom dat hij geëerd wordt met het grootste monument ter wereld voor een schrijver, het zestig meter hoge, spiraalvormige Scott Monument?

Ontwerp je eigen Schotse ruit

Elke stadswandeling begint vóór Castle Rock, op de Esplanade, het exercitieplein waar jaarlijks de befaamde Edinburgh Military Tattoo plaatsvindt. Hier start de Royal Mile, de meest prestigieuze boulevard bezaaid met historische monumenten.

‘Niet alleen de grootste - qua gebouwen en aantal inwoners - langste en mooiste straat van Groot-Brittannië, maar van de wereld’, schreef Daniel Defoe in 1724.

Dit is de toeristische hotspot van de stad, met op het hoogste deel dicht bij het kasteel trekpleisters zoals het Scotch Whisky Heritage Centre.

Aan de overkant van de straat kunnen bezoekers in het Old Town Weaving Centre het weefproces bewonderen en zelf een Schotse ruit ontwerpen.

Winkels etaleren whisky en wol, tweed en tartan, doedelzakken of haggis in blik. Vanaf de hoofdas vertakken steegjes en steile straten naar binnenplaatsen, waar je aan de winkeldrukte ontsnapt.

Dit is het duistere rijk van legendes en stadsverhalen, klopgeesten en mythische monsters, lijkenpikkers en rovers waarover je alles leert tijdens een avondlijke Ghost tour.

Met galgenhumor cultiveren Schotten hun morbide kantje. ‘We noemen hem de exorcist’, hoor ik een gids grappen, ‘want hij maakt in een mum van tijd een eind aan alle spirits (geestrijke dranken) in je huis’.

 

Aan het eind van de statige mijl, tegenover de plek waar Karel II in de zeventiende eeuw een paleis liet bouwen, ligt het nieuwe Schotse parlementsgebouw. Wat we zelf doen, doen we beter? Sceptici betwijfelen de efficiëntie van de nochtans legendarisch gierige Schotten. Het parlementsgebouw, een moderne constructie van beton, natuursteen en Europese eik, wordt sinds de opening in 2004 geplaagd door gebreken. In de zittingszaal viel een balk uit het plafond, gevelstenen komen los en de kelder staat regelmatig blank.

‘Het zou goedkoper zijn om het tegen 2020 af te breken’, bloklettert Schotse krant The Scotsman. ‘Niet alleen heeft het gebouw een veelvoud van het vooropgestelde budget gekost, de onderhoudskosten sinds 2004 bedragen al meer dan elf miljoen pond, meer dan de tien miljoen pond die het gebouw oorspronkelijk zou kosten.’ Meteen weten de Schotten waarom hun parlement belastingen mag heffen.

Molenaarsdorp langs de rivier

Langs Calton Road klimmen we over de spoorlijn naar Calton Hill, een heuveltop met een collectie vreemde monumenten - een negentiende-eeuwse Griekse tempel, een vuurtoren, een observatorium - en het mooiste panorama op de stad. Volg Waterloo Place naar de New Town, de stadsvernieuwing uit de achttiende eeuw. Hier geen kronkelende kasseistraten zoals in de Old Town, maar een symmetrisch geheel van parallelle avenues met neoclassicistische gevels.

De straatnamen weerspiegelen het optimisme van die tijd: Princes, George en Queen (de Britse, jawel!). In deze homogene wijk liggen de mooiste musea van de stad, de universiteit en warenhuizen voor elk budget. Ook als je niet wil winkelen, loont het dakterras van luxewarenhuis Harvey Nichols de moeite voor een vogelperspectief. Vermijd de winkelende massa op de hoofdassen en steek door via Rose Street, een wandelstraat met kleine kledingwinkels, enkele juweliers en een dozijn drankgelegenheden met leuke terrassen.
 

Via de Queen Street Gardens slenter ik naar Stockbridge, een hippe woonwijk die zijn negentiendeeeuwse karakter uitstekend behield. Twaalfhoekige pleinen, sierlijke rondingen, trendy eethuizen… De toeristenkitsch van de High Street lijkt plots ver weg. Op een hoek van de straat verkopen landbouwers uit de omgeving op de zondagse Farmers’ Market kaas en ham, honing en kruidenolie. Natuurlijk weerklinkt straatmuziek.

Mijn inwendige mens versterk ik in The Pantry Farm Shop & Restaurant, met slowfoodsalades, sandwiches en burgers op het menu. Alles wat hier op je bord komt, werd lokaal gekocht.

De kaai in Leith leefde de afgelopen jaren enorm op.

Dan zak ik af naar Dean Village, een oud molenaarsdorp dat het platteland via het Water of Leith de grootstad binnensmokkelt. Ik volg het wandelpad langs de rivier, negeer zoals de locals de verbodsborden en het rood-witte lint (er is een boom omgewaaid) en beland plots onder Dean Bridge, diep onder straatniveau.

Het razende stadsgewoel lijkt ver weg in deze pittoreske vallei, waar eenden kwetteren en verliefde koppeltjes een afgelegen plekje zoeken. Wie de rivier volgt, botst na een kwartiertje op de kaai in Leith. Jaren geleden was dit een verwaarloosd havengebied, tegenwoordig floreren op de oever van de Firth of Forth eethuizen en drankgelegenheden.

Scones, kreeft en eend

Fife, het land op de andere oever van die brede rivier, is de tuin van Edinburgh. Sinds jaar en dag komen stedelingen hier niet alleen om te ontspannen (de golfsport zou uitgevonden zijn in St. Andrews), maar ook om inkopen te doen. Jane Stewart toverde haar familiale kaasmakerij om tot een aangenaam café annex winkel.

Achter een glazen wand produceert ze haar gelauwerde artisanale Anster, terwijl bezoekers sippen van een kopje thee. Vanzelfsprekend kan je er ook terecht voor scones, pie en zoetigheden, net zoals op Kellie Castle. De ommuurde keukentuin van het kasteel, een schatkamer van exoten en oude variëteiten, brengt het hoofd op hol van elke amateur-tuinier.

Dat aan de andere kant van het Kanaal de Indiër om de hoek niet langer je beste garantie voor een smakelijke maaltijd is, bewijzen enkele gloednieuwe eethuizen. East Pier Smokehouse rookt op ambachtelijke wijze zalm en makreel, terwijl je er in de zomer op het terrasje terecht kan voor snacks en kreeft.

The Cottage, een piepklein restaurant langs London Road in het hart van Edinburgh, lijkt dankzij zijn lommerrijke ligging op de Royal Terrace Gardens een jachthuis diep in het bos. Slechts één menu, gepresenteerd op een kalkbord. De gasten eten aan lange gemeenschappelijke tafels.

Niet meteen geschikt voor een intieme tête-à-tête, wel de perfecte plek om te verbroederen met de bio-locals. Koude lavassoep, eend met zoutkorst en ijs van onzelievevrouwebedstro, het smaakt even eerlijk als verrassend.

Tekst & foto’s Jo Fransen

Dit artikel is verschenen in november 2014.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer